Artillerie van het Veldleger.
[Jan. 1916.
Duit5chland.
Het is bekend, dat Duitschland bij de veldartillerie, als een onder
deel daarvan, medevoert den 10,5 cM. Hw. L/12, welke den hiervoor
reeds beschreven houwitser M. '93 is, die in 1909 tot een kanon-
terugloopvuurmond is omgebouwd en voorzien werd van schilden
(eenheidsproj.). De vuurmond staat dus bij de Duitsche vlakbaanveld-
vuurmonden in geene deele ten achter.
Wat de organisatie betreft, zijn de Duitsche houwitserbatterijen
geheel gelijkwaardig aan de vlakbaanveldbatterijen en voeren dus 6
stukken mede, benevens de overige tot zoo'n batterij behoorende
bijzondere hulpmiddelen.
In elke gemengde divisie, bezittende 2 regimenten veldartillerie
van 4 afdeelingen a 3 batterijen, vindt men een dezer afdeelingen
bewapend met lichte veldhouwitsers. Men telt dus 9 vlakbaanveld
batterijen tegen drie houwitserbatterijen.
De munitievoorziening is als volgt geregeld.
Treft men voor de vlakbaanbatterijen in de lichte munitiecolonnes
te zamen 4596 schoten per afdeeling aan, dus 255 schoten per stuk;
voor de lichte veldhouwitsers zijn deze getallen respectievelijk 3012
en 167. Bovendien zijn in de artillerie-munitie-colonnes van het
legerkorps nog 103 schoten per lange vuurmond aanwezig en 78 per
houwitser.
In onderstaande tabel zijn de verschillende getallen voor de 10,5
cM. Hw. en die van de nieuwste typen der beide groote Duitsche
geschutfabrieken aangegeven. Ook zijn daaraan ter vergelijking
toegevoegd, die van het veldkanon M. '96/'06 en eveneens die van
het nieuwste houwitsermaterieel, dat volgens de laatste tijdschriften
is ingedeeld bij de door de laatste legeruitbreiding nieuw opgerichte
houwitserbatterijen. Deze houwitsers, benevens die der geschutfa
brieken, zijn uit den aard der zaak voorzien van alle moderne in
richtingen, die het nieuwe geschut meer volmaken.
7