Febr. 1916.] Overzicht van Nederlandsche militaire Tijdschriften.
Meer uitvoerig wordt stilgestaan bij de kwestie van het vuur-
overwicht. L
Wat is dat, hoe verkrijgt men het, en hoe merkt men, dat men
het heeft?
Ook in hetgeen de reglementen daarover zeggen, zal, zoo
meent S., deze oorlog veel verandering brengen.
Stippen we het verdere betoog van S in het kort puntsgewijze aan.
Het zich bloot geven van de aanvoerders
Kader en ook officieren (Duitschland) zullen niet vöör maar in de
tirailleurlinie moeten zijn. In kleeding- en uitrusting geen scherpe
verschillen.
Vuurleiding door sectie- en groepscommandanten:
In vredestijd heeft men zich daarvan te veel voorgesteld.
Stormaanval: Aangezet op 200 of ICO M. van 's vijands stelling,
is de stormaanval voorbestemd tot mislukking; 50 M. is een betere
afstand om het waagstuk te ondernemen.
Loopgraven en hindernissen:
Als voorbeeld, hoe in polderland loopgraven voor staande schutters
kunnen worden aangelegd, wordt aangegeven, hoe kap. v. Marle
zulks met een compagnie landweer uitvoerde. (Wel aardig dat een
kapitein van het Indische leger blijkbaar de meest practische loop
graaf in polderland kon aanleggen. N.)
Handgranaten:
Bijzonder gewild zijn handgranaten, vervaardigd uit bussen voor
verduurzaamde levensmiddelen. (Jammer, dat men geen combinatie
handgranaat tevens noodration" kan maken N.)
Directe en indirecte richting der artie:
Beide methoden van richting eischen grondige beoefening.
Begeleiden van infanterie door arPe:
Is moeielijker dan vroeger, maar blijft noodig en mogelijk.
Bii de behandeling van voorbeelden, waarin deze aangelegenheid
ter sprake komt, vraagt S. ten laatste: „zou de reuzenomwenteling
op taktisch gebied, als gevolg van dezen oorlog misschien nog
meevallen
Behalve de hierboven aangegeven onderwerpen worden nog
besproken: de cavalerie, het gebruik van honden en het gebruik
van gepantserde automobielen.
Als naschrift geeft S, nog een beschrijving van de inrichting van
Duitsche verdedigingsliniën op het Westfront. Uit de bijgevoegde
schets kunnen we ons een oordeel vormen over den reuzenarbeid,
die daar op het W. front is verricht.
Kapitein C. C. de Gelder schrijft een korte verhandeling over
„Oefeningen bij duisternis."
Na vermelding, dat in Nederland niet scherp omlijnd is aange
geven, wat de infanterie moet kennen en dat voor de oefeningen bij
226