Febr. 1916.] Nagekomen Stukken.
B. Het maken van een nieuw ras.
C. Verbetering van een ras.
D. Het veranderen van een bestaand ras in een beter reeds be
staand ras.
De beschouwingen ad A. gegeven, hoe interressant op zichzelf
genomen ook, hebben overigens voor den militairen lezer minder
waarde, aangezien deze methode vooropstelt het voortdurend im
porteeren van een groote hoeveelheid fokmateriaal om een voldoend
aantal bruikbare (militaire) kruisingsproducten (bastaards genoemd)
te kunnen leveren; een methode dus die hier practisch onuitvoer
baar zou zijn.
Wat betreft het sub B. genoemde, schildert Dr. Hagedoorn in
schrille kleuren den lange af te leggen, lijdensweg, waarvoor veel
kapitaal noodig is, dat men de eerste 10 jaren geheel geen peil
kan trekken op de kwaliteit van de te produceeren dieren, teleur
stellingen, misrekeningen enz., enz.! Kortom een methode, die nie
mand, als hij ook maar even doordenkt, zal encourageeren, ja,
eigenlijk zou het problematisch zijn, of tegenwoordig nog onbe
kendheid met de beginselen van erfelijkheidsleer als excuus mag
gelden voor zulk werken.
Toch staat Dr. Van der Poel deze werkwijze voor in zijn systeem,
waar hij den Sandelhout afkeurt en een nieuw ras voor Java (het
W. gedeelte der archipel) wil scheppen, dat der „galopeurs", om
dit woord van Ritmeester van Riemsdijk over te remen. Wel mocht
deze dus waarschuwen tegen het optrekken door Dr. Van der Poel
van een groot gebouw zonder behoorlijke fundamenten!
En wat blijft er dan over van de door Dr. Van der Poel met
zooveel zorg geleverde kostenberekening? Zou zij eigenlijk slechts
een voorloopige uitgave zijn? (S).
Aan de 3de methode kent Dr. Hagedoorn eigenlijk dezelfde be
waren toe als aan de voorgaande en hij wijst op het gevaar, dat
een ras, dat door onoordeelkundig fokken „gedegenereerd" is door
een „veredelingskruising" nog weer veel vatbaarder kan worden
voor verdere degeneratie.
De 4e methode de zoogenaamde „grading" qualificeert hij als de
minst moeielijke. Het wil dus zeggen, dat het mogelijk moet zijn met
de omzetting van een ras in een ander tot op elke gewenschte
„graad" te gaan door telkens weer de bastaard met een, doch
steeds van dezelfde, oudersoort (de vader is telkens zuiver) terug
te paren
Verschillen twee rassen nu in 8 eigenschappen (eigenlijk „genen"
kiemen), dan zullen na 5 kruisingen de producten in alles gelijk
zijn aan het betere ras, bij 16 genen de 6e generatie, bij 32 de 7e
enz., omdat bij elke kruising het aantal „genen", voor welke de
dieren niet zuiver zijn, gerekend van de eerste bastaarden, gehal
veerd wordt.
258