Nagekomen Stukken. [Febr. 1916.
Sëhr. legt bij dit systeem nadruk op het groote gevaar, dat schuilt
in de verleiding met een „goed uitgevallen" bastaard-hengst te gaan
fokken. Dus castratie. Is zulks niet door te voeren dan liever fokken
door selectie in eigen ras. Is het benoodigde aantal mannelijk fok-
materiaal door importeeren niet voldoende te verkrijgen, dan heeft
men een hulpmiddel in reinteelt van het betere ras in eigen land.
Een tweede moeilijkheid ligt in de keuze van het „betere" r?s,
maar in Godsnaam niet verschillende rassen door elkaar Daarom
vooraf het eventueel te bestemmen ras bij wijze van proef zelf
zuiver fokken onder condities, die ook in de practijk te realiseeren
zijn.
In hoeverre geven de beide laatste methoden nu weer de zienswijze
van Padalarang? Het kan niet ontkent worden, dat er cardinale
verschillen bestaan en vraagt men zich af, waarom men sinds 1912
(volgens Dr. Van der Poel) min of meer over stag is gegaan. Een
maal het standpunt ingenomen, dat men den Sandelhout als ras
goed vindt, zou volgens Dr. Hagedoorn teeltkeus in eigen ras de
aangewezen weg zijn, mits men de fokcondities slechts verbetert.
Welnu ook Padalarang is langs empirischen weg gekomen tot be
vestiging van dit reeds sinds 10 a 15 jaar gehuldigd theoretische
beginsel.
Is het in verband met deze uitspraak niet dubbel te bejammeren,
dat de ideeën van den toenmaligen Kapitein der Artillerie G. A. J
'Dijk, een 15 tal jaren geleden, door de vele tegenwerking niet tot
uitvoering zijn gekomen? We hebben dan nu tal van superieure
Sandelhouts kunnen bezitten, het beste wat van dit ras te maken
zou zijn en dan thans reeds het antwoord op de vraag geweten
hebben: voldoet dat aan de gebruiks (o a. militaire) eischen? Ware
dit antwoord ontkennend dan zou Padalarang (met Tjisaroea) of
een elders gelegen proefstation, in de lijn als ook door Dr. Hagedoorn
aangegeven, reeds eenigen tijd werkzaam geweest kunnen zijn tot
oplossing van de vraag: welke kruisingsmethode te volgen?
Is het daarvoor thans te laat? Wij vhopen van niet, ook al zou
het 15 jaar geleden gemakkelijker zijn geweest.
Wij hebben in het bovenstaande geenszins de meer wetenschap
pelijke beschouwingen in het artikel van Dr. Hagedoorn willen
stellen boven de hier tot heden practische opgedane ervaringen van
Dr. Van der Poel en Padalarang.
Zoo zou de onbevangen lezer zich alucht kunnen afvragengoed,
als de b.v. pigmenteerende „genen" zich om zoo te zeggen wiskun
stig gedragen, (Schr. goochelt in de vele voorbeelden, waarmede
hij zijn theorieën illustreert, zoodanig met „genen", dat hij zich doet
kennen als een geweldige virtuoos in het fokken van allerlei diersoor
ten in allerlei kleurschakeeringen, iets voor den Pasar Malem!), maar
gaat die theorie dan ook zoo vast op bij het vererven van meer
voorname factoren, die de kwaliteit van een paardenras beheerschen,
259
I. M. T. 1916. 17.