Febr. 1916.] Het vonnis van den Krijgsraad van 16 October
1915 en de Sententie van het Hoog Mil. Gerechtshof
van 17 Dec. 1915 in zake de opname van het
c. een exemplaar van het dagblad Pantjaran Warta gedateerd
17 Juni 1915 No 137 van de 9de jaargang met de daarin voorko
mende open brief van het Hoofdbestuur der vereeniging Boedi Oetomo
aan Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-
Indië,
Overwegende, dat in het gerechterlijk onderzoek de klacht is ge
wijzigd in dien zin, dat in plaats van de woorden „van beklaagdes
wil onafhankelijke omstandigheden" werden gelezen de woorden
„van beklaagdes wil onafhankelijke omstandigheden, als daar zijn
bij de lezers aanwezige onaandoenlijkheid, hoog standpunt van be
schaving, reeds ter zake gevormd oordeel en zoo voorts"
dat beklaagde heeft erkend en door de onder eede in het gerech
terlijk onderzoek gehoorde getuigen Schuijt en Van Veen is beves
tigd, derhalve wettig en overtuigend is bewezen, dat beklaagde met
het oogmerk het in de klacht genoemd tijdschrift artikel in;t de
daarin voorkomende mede in die klacht aangehaalde zinsneden open
baar te maken in Januari of Februari 1915 in zijn kwaliteit van
redacteur van het Indisch Militair Tijdschrift opzettelijk aan het per
soneel der drukkerij van G Kolff Co te Batavia last heeft ge
geven, dat artikel af te drukken in het Februari 1915 nummer van
dat tijdschrift, waarna dat tijdschrift als gewoonlijk in Batavia door
loopers en daarbuiten door de post onder de honderden abonne's
ervan is verspreid,
dat de in de klacht vermelde zinsneden gelezen in hun verband
moeten geacht worden dermate beleedigend te zijn voor den Ja-
vaanschen soldaat en den Javaan in het algemeen, dat die woorden
in staat zijn minachting bij den lezer in hoofdzaak behoorend tot
de bevolkingsgroep der Europeanen voor den Javaan, en haat en
vijandschap van den Javaan tegen den schrijver, blijkbaar een Eu
ropeaan, en diens bevolkingsgroep, alzoo gevoelens van vijandschap
haat of minachting tusschen verschillende groepen van Nederlandsch
Indische onderdanen, op te wekken,
dat wat beklaagde heeft verklaard ten aanzien van dat artikel, als
zouden daarin een 40-tal speciaal niet nader aangeduide Javanen
zijn beleedigd, zoo tastbaar gezocht en onjuist is, dat daarop niet
verder behoeft te worden ingegaan,
Overwegende, dat alzoo wettig en overtuigen 3 is bewezen be
klaagdes schuld aan het hem in de klacht ten laste gelegde, welk
feit voorzien en met gevangenis van 6 dagen tot 5 jaren, strafbaar
gesteld bij artikel 61b van het Wetboek van Strafrecht voor Euro
peanen jo. art. 11 en 21 Stbl. 1856 No. 74 dient te worden gequa-
266
BEKENDE ARTIKEL VAN ASYMPTOOT
IN HET I.M.T.