Het vonnis van den Krijgsraad van 16 October [Febr. 1916.
1915 en de Sententie van het Hoog Mil. Gerechtshof
van 17 Dec. 1915 in zake de opname van het
bekende artikel van Asymptoot
in het IM.T.
Iificeerd als „het opwekken en bevorderen van gevoelens van vijand
schap, haat of minachting, tusschen verschillende groepen van in
gezetenen van Nederlandsch-lndië door middel van den drukpers",
dat het als een verzachtende omstandigheid ten gunste van be
klaagde moet worden in aanmerking genomen, dat deze met de plaat
sing van het meergenoemd artikel „Kromo Buiten" blijkbaar ter
goeder trouw gemeend heeft een militair belang te dienen,
dat er geen termen zijn om beklaagde, die op vrije voeten is, in
arrest te doen stellen.
RECHTDOENDE.
In naam en van wege de Koningin.
Verklaart den beklaagde Muurling voornoemd schuldig aan:
„het opwekken en bevorderen van gevoelens van vijandschap,
haat of minachting, tusschen verschillende groepen van ingezetenen
van Nederlandsch-lndië door middel van de drukpers".
Veroordeelt hem deswege onder aanneming van verzachtende om
standigheden tot de straf van gevangenis voor den tijd van één dag
te vervangen 'door militaire detentie van gelijken duur.
Gelast dat beklaagde op vrije voeten zal blijven.
Verwijst hem in de kosten en misen der Justitie mitsgaders in
die van den processe.
Bet Boog militair Gerechtshof.
Gelezen enz.
Overwegende, enz.
dat de krijgsraad in deze naar behooren geprocedeerd, doch eene
onjuiste beslissing genomen heeft;
dat de appèlrechter met den krijgsraad op de gronden in diens
vonnis neergelegd als rechtens bewezen aanneemt, dat beklaagde
in de in Februari 1915 verschenen aflevering van het door hem ge
redigeerde Indisch Militair Tijdschrift opzettelijk door den druk
heeft openbaar doen maken het in de klacht vermelde opstel „Kromo
Buiten" door Asymptoot;
ten aanzien van de vraag, of zooals is ten laste gelegd, door woor
den, lees: door den last tot openbaarmaking van dit opstel waarop
de publicatie is gevolgd, zijn opgewekt gevoelens van vijandschap,
haat en minachting, dat inderdaad, naar door beklaagde zeiven reeds
dadelijk bij het ter perse leggen van het artikel is geconstateerd
t.w. aan den voet daarvan (blz. 129) en in dezelfde aflevering nader
267