Febr. 1916.| Bokschutters, Inschieten van oeweren (c.q. daar mij 5 patronen in sommige gevallen te weinig voorkomt en 10 patronen te vermoeiend en tijdroovend. Het komt n.l. wel eens voor, dat zooais in fig. a. en b. is aangegeven, fig a, fig b. X X X X X M.T. M.T. X XX X X 3 schoten hoog vallen en 2 aanmerkelijk lager, of 3 rechts en 2 aanzienlijk meer links, waardoor in het eerste geval het MT. ver moedelijk te hoog, en in het tweede geval te veel rechts woidt genomen; bij 7 schoten zouden dergelijke serie's meer juistheid opleveren. Ik zou tevens gaarne opgenomen zien, dat de bokschutter ge bruik maakt van een kussentje of eenige zakdoeken (lappen), te plaatsen onder zijn jas in de schouderholte, opdat hij aangenamer en ongehinderd kan doorschieten, daar op den schiettafel de schouder langzamerhand gevoelig wordt en dit ten nadeele van de nauw keurigheid komt; het geweer ligt zoodoende ook vaster en gemak kelijker in den schouder, en kan men veel beter meerdere geweren desnoods achtereen inschieten. Naar mijne meening zal de soldaat, als hij weet, dat zijn projectiel raakt, waar hij heeft aangelegd (is afgekomen), meer van zijn wapen gaan houden dan thans, de schietuitkomsten zullen zeer zeker ver beteren en in de practijk zou zijn moreel ongetwijfeld krachtiger zijn, doordat hij weet, dat „ieder schot een eendvogel is," terwijl hij nu op de schietbaan dikwijls gerichte schoten afgeeft op kleine doelen, waarvan het grootste deel er net eventjes langs of overheen gaat, hetgeen zijn vertrouwen, gesteld in zijn wapen, schaadt, wel licht doet verliezen. Ik vermeen dus de moeilijkheid niet te kunnen inzien, daar waar de instrumenten toelaten een correctie van cM. aan het M.T. aan te brengen, om alle geweren niet nagenoeg „normaal" te kun nen krijgen, vooral als ze nog mooie loopen hebben. 138 KARABIJNEN); VERHOOGING VAN SCHIETVAARDIGHEID EN SCHIETUITKOMSTEN BIJ DEN TROEP.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 16