Onze Voorschriften voor de Veld-Telefonie. [Febr. 1916.
men we nu ru den totalen uitwendigen weerstand en n den inwen-
digen weerstand van een element, dan is de stroomsterkte
waarin E de electromotorische kracht van een element.
Uit deze formule is verder geheel af te leiden, wat geschieden moet
om de stroomsterkte zoo groot mogelijk te doen zijn. Nemen we
aan, dat we een bepaald aantal elementen hebben, dan zal dus, daar
de stroomsterkte een maximum wordt als de noemer een minimum
is, de afgeleide functie (het eerste differentiaalquotient) van den
noemer ten opzichte van de veranderlijke p oneindig klein O)
moeten zijn, dus
m.a.w de inwendige weerstand van de batterij moet gelijk zijn aan
de totale uitwendige weerstand, wil men de grootste stroomsterkte
hebben. De bewering, dat achter elkaar geschakelde elementen de
grootste stroom leveren, is dus geheel foutief. Wel blijkt tevens
uit de formule, dat bij een bepaalden inwendigen weerstand n van
een element bij het grooter worden van den uitwendigen weerstand
ru, het aantal achter elkaar geplaatste elementen p zal moeten toe
nemen, m.a.w. bij grooten uitwendigen weerstand moeten meer
elementen achter elkaar geschakeld worden. Waar evenwel de in
wendige weerstand van de droge elementen vrij groot is, zullen bij
een batterij droge elementen voor het leveren van een grooten
stroom meer elementen naast elkaar geschakeld moeten worden dan
bij een batterij van evenveel even sterke, natte elementen.
Heeft de samensteller van het voorschrift bij het gestelde op
bladzijde 4 het oog gehad op onze 2 droge elementen, dan is het
vet gedrukte evenmin te verdedigen. Wordt deze regel nl. toegepast,
dan zal, indien van 2 elementen één een onvoldoenden stroom levert
(zooals op de later aan te geven wijze moet worden onderzocht),
dat element moeten worden verwisseld tegen een ander, in den
regel een nieuw. Nu hebben onze droge elementen de eigenschap,
P E
pq E
n E
p n q r„
157