Febr. 1916.] Onze Voorschriften voor de Veld-Telefonie.
brommen te veroorzaken. Dat de regeling bij den troep alles
te wenschen overlaat, is dan ook zeker, en te verontschuldigen,
omdat de gebruikers niet op de hoogte kunnen zijn.
Indertijd werden door mij 3 elementbeproevers onderzocht, die
bij een klemspanning van 1.1, 1.3 en 1.6 volt (gemeten op de voren-
omschreven wijze met een kleine zakvoltmeter) eerst werkten. De
oorzaak hiervan lag in de onvoldoende regeling door middel van
het regelingsschroefje. Het is duidelijk, dat op die manier elementen,
die nog van meer dan voldoende sterkte zijn, kunnen worden
afgekeurd.
Maar zelfs, al heeft de regeling zoo nauwkeurig mogelijk plaats
gehad, dan is niet aan te nemen, dat op den duur de stand van de
kern H ten opzichte van de veer G niet zal veranderen. Het instrument
is nl. zoo gevoelig, dat bij goede regeling, indien het horizontaal
gehouden wordt, het reeds ontregeld is, als het in vertikalen stand
met F naar boven wordt gebracht. Dit is logisch, omdat dan de vrij
zware kern H met het geheele gewicht hangt aan het veertje G en
dit dus van de contactstift F wordt afgetrokken. Heeft de regeling
nu opnieuw in dezen stand plaats, dan werkt de brommer niet als
men het instrument omkeert, omdat de kern H dan door zijn gewicht
verder van den magneet afgetrokken wordt.
Blijkt hieruit, dat het instrument niet zeer gevoelig kan zijn, nage
gaan zal moeten worden, in hoeverre dit van practisch belang is,
en of niettegenstaande dit euvel toch nog met voldoende nauwkeurig
heid een goed geregelde elementbeproever van nut kan zijn. In ieder
geval zou regeling zoo nu en dan door een officier of technisch
geschoold militair moeten plaats vinden, daar op den duur ondanks
het zekerheidsmoertje ontregeling niet is uitgesloten.
Indien blijken mocht dat de elementbeproevers zelfs voor de practijk
niet betrouwbaar zijn, dan zal men de elementen op andere wijze
moeten onderzoeken. Men kan dit op 2 manieren doen en wel:
lste door stroommeting,
2de door spanningmeting,
waarbij op den voorgrond moet staan, dat de sterkte van elementen,
die nog juist voldoende stroom leveren, empirisch is bepaald.
1) Deze instrumenten werden bij den troep gebruikt. Het afkeuren van
de elementen zal dus wel niet steeds geschied zijn, als dit noodig was.
162