Uit de Practijk. [Febr. 1916.
u gerust, de beruchte picol heb ik al meermalen verorberd) kan dus
niet op een al te uitgebreide ervaring bogen, temeer waar ik slechts
één garnizoen ken, zij het ook één der grootste.
De durf om hetgeen ik hier zelf zag zoodanig te generaliseeren, dat
ik er toe kwam dit onder de algemeene aandacht te willen brengen,
baseer ik echter op hetgeen ik vernam van collega's, die wèl andere
garnizoenen kennen en van wie ik hoorde, dat het daar zeer dik
wijls evenzoo toe ging, althans in hoofdzaken.
D*it zij een verontschuldiging tegenover hen, die mij misschien al
te hard zouden willen beoordeelen, als ik mij op enkele punten
geheel vergis.
Een der hoofdbestanddeelen der in punt a bedoelde prikkel is
voor onze mindere militairen nog steeds de waarde, in hun oogen,
der voor de winners bestemde prijzen, wat op zichze f jammer is
en bewijst, dat wij nog lang niet op den goeden weg zijn Uiteen
sportief oogpunt bekeken immers, moet het de eer en de voldoening
zoo en zooveel niet gering te achten tegenstanders overwonnen te
hebben, zijn, waarnaar de verliezer haakt en die den winner aan
spoort zijn beste beentje voor te zetten, teneinde een volgenden
keer diezelfde eer weer deelachtig te worden. De prijs op zichzelf
moet dan slechts in de tweede plaats komen, om een aangename,
tastbare herinnering te zijn aan den zwaren strijd en den genoeg
lijken wedstrijd.
Voor deelnemers op dezen trap van ontwikkeling zijn in 't alge
meen dan ook medailles en kunstvoorwerpen ruim voldoende om
de lust tot oefening niet te doen verslappen. Waar onze mannekes
echter zoover nog niet zijn, is het natuurlijk dat voor hen de prijzen
zelf het begeerenswaardige moeten vormen, teneinde het in dit
punt beoogde doel te kunnen bereiken. En daar Jan Fuselier (hetzij
blank of bruin) waarschijnlijk zeer leutige opmerkingen ten beste
zou geven, die de waarde in twijfel zonden doen trekken, welke
hij b.v. hecht aan een zilveren bonbonnière enz., die hij als prijs
voor een zwaren hinderniswedstrijd ontving, zijn ook zeer terecht
voor onze wedstrijden uitsluitend geldprijzen beschikbaar.
Zeer toe te juichen is het, dat over deze gelden niet de alles
belemmerende zuinigheidswoede geraasd heeft; werkelijk vrij royale
bedragen staan voor prijzen ter beschikking, tenminste ik vermoed,
dat dit wel overal naar verhouding zal zijn als hier.
Maar nu kom ik juist, waar ik heen wilde: 't is zoo verbazend
jammer, dat er met dat geld niet meer bereikt wordt en mij dunkt,
met wat meer toewijding is dat zeker mogelijk. Hoe dan?
Uit het voorgaande volgt, dat de prijzen iets van beteekenis moeten
zijn; geen kwartjes en halve guldens, waarmee ik b v. in Holland
bij dergelijke gelegenheden noodgedwongen zag werken; bij zoo'n
verdeeling zou de heele wedstrijd wel in het water vallen bij gebrek
aan deelnemers. Maar zulke bedragen, als ik hier bijna altijd zag
201