Febr. 1916.] Nagekomen Stukken. Wij zullen heusch niet het land zijn, waar zoo iets het eerst gebeurt, want de Fransche Regeering koopt sinds jaren paarden op, die zij door officieren laat voorbereiden en op rennen doet uit komen. In trekken heb ik hier een idéé geopperd, dat de overweging zeer zeker waard is. Ruiter. Paardenfokkerij. Spraken wij in de vorige aflevering de verwachting uit, dat het artikel van Dr. P. Ph. Van der Poel op sommige punten wel eenige tegenspraak zou uitlokken, reeds in de volgende aflevering der Vee- artsenijkundige Bladen neemt de ritmeester Jhr. W.J E. van Riemsdijk den handschoen op, in hoofdzaak voor wat betreft de tamme Stoe terij te Padalarang en de verguizing van den Arabier als rasver beteraar van den Sandelhout. Beginnen wij met Schr. te volgen in hetgeen hij opmerkt over Padalarang. De eerste zinsnede is dan al direct frappant, waar Schr. erkent, dat de resultaten aldaar verkregen, niet schitterend zijn. Toch kan men blijkbaar deze uitspraak zonder meer niet op één lijn plaatsen met die van Dr. Van der Poel. Het verschil zit n 1. in het standpunt, waarop men zich stelt. Het standpunt van Schr. is dan dit, dat hij de Stoeterij meer beschouwd wil zien als een „proefstation", ofschoon hij dat woord zelf niet gebruikt. Hij wijst dan op de moeilijkheden, waarvoor deze Stoeterij vanaf den aanvang geplaatst was, moeilijkheden waar van men onder de specifieke Indische omstandigheden (het artikel is dan ook getiteld „Tropische Paardenfokkerij") niet de flauwste Ahnung had, zonder dal de literatuur eenig licht kon geven. Nu na 11 jaar mag Schr. zich echter verheugen over practisch, al is het dan ook ten koste van veel geld opgedane lessen, waaronder hij noemt: het niet spoedig na de geboorte van het veulen doen dekken der merrie (waardoor osteomalicie in de hand wordt ge werkt), de slechte keuze van terrein (hoofdfout genoemd), waaruit de uitbreiding met dat in Tjisaroea is ontstaan, de voeding (vooral niet te zwaar), en opvoeding (stalverpleging is in het algemeen uit den booze), de maatregel kamponginlanders over te halen tot het aanleggen van gemeenschappelijke weiden e.a. Vervolgens licht Schr. in een 3 tal redenen toe, waarom hij in tegenstelling met Dr. Van der Poel den Arabier wel degelijk nood zakelijk acht voor overgang tot volbloedkruising. Deze redenen komen in hoofdzaak daarop neer, dat Arabier en Sandelhout eigen lijk aanverwante rassen zijn, alleen is de eerste beter geconser veerd. Een 2e verschilpunt is, dat Schr. de Sandelhout voor Indië hèt paard vindt om door kruising te verbeteren en niet de bezwaren deelt van Dr. Van der Poel (te veel natuurras), of Dr. Vrijburg (te 256

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 150