Uit de Practijk. [Febr. 1916.
strijden te stellen voor ons eigenlijk de belangrijkste is; dus, dat in
de eerste plaats gewerkt moet worden voor zoo groot mogelijke
deelname. Dit nu is m. i. niet te bereiken door de wedstrijden alleen,
al ondergingen zij de beschreven wijzigingen. Neen, er moet het ge-
heele jaar geijverd worden voor gymnastiek en schermen, d w. z.
men moet deze diensten steeds zoo geanimeerd mogelijk maken, dan
komt de vrijwillige beoefening van zelf Van het kader is in dit
opzicht nog weinig te verwachten, geloof ik; 't is mij tenminste
steeds opgevallen, hoe weinig begrip dit ervan heeft. Wij moeten er
ons zelf voorspannen en bereiken dat in de eerste plaats door mee
te werken.
Pas bij den troep gekomen, liet ik mij eerst wel eens weerhouden
door de vrees voor een gek figuur en van mijn kennissen lijden
velen daaraan, doch ik ben er overheen. Het kan zijn, dat ik op
dit punt te weinig ervaring heb, maar zelf slechts een zeer mid
delmatig gymnast en schermer in de praktijk zijnde, heb ik nooit
gemerkt, dat ik in de achting van de manschappen daalde, als mij
iets werd verbeterd door een der goed geoefenden. Ook niet van
Amboneezen of Europeanen, die dat anders toch wel zouden doen
blijken Ie eeniger tijd. Steeds zag ik niet anders dan animo en
waardeering, dat de luitenant zich niet te goed achtte ook eens
een partij te verliezen, of niet bang was ook eens op zijn derrière
te vallen.
Haalt iedereen er met de haren bij, ook hen die steeds beginnen
te zeggen: „kan niet". Lach de onhandige harken gerust een bee
tje uit, mits vooral echter elke kleine vooruitgang wordt gecon
stateerd of inspanning geprezen, en het voornaamsteblijft
rustig tegen bange menschen. Onder Europeanen, net zoo goed
als onder Amboneezen en Inlanders, zijn groote wezels of zeer
zenuwachtige individuen en als men deze forceert of niet door
houding en stem kalmeert, verschrikt men ze en dan is er vooreerst
niets meer met hen aan te vangen.
Het kader heeft over het algemeen de geheel verkeerde opvatting,
dat gymnastiek b.v. bestaat uit goocheltoeren en dat degeen, d:e
die toeren niet volbrengt, er niets aan gehad heefi. Dus, zegt zoo'n
onderwijzer, iemand die maar halfweg komt, moet geholpen wor
den Een korporaal en ettelijke kameraden sjorren en tres ken aan
zoo'n slachtoffer en geven allen raad en opmerkingen ten beste,
waardoor ten slotte des slachtoffers gedachten zoodanig worden
afgeleid, dat het zijn spieren niet meer gebruikt en ja, de toer
volvoert, hoe dat geeft niet. Maar de spieren, die door middel (de
oefening is geen doel\) van die oefening gespannen hadden moeten
worden, zijn niet gebruikt.
Doel van elke oefening is het laten werken van een bepaald
stel spieren. Kan een man zich dus b.v. niet geheel om den stok
trekken, doch spant hij er zich voor in, zoodat hij er met de knieën
205