Juli 1916.J
Terreinvoorstelling op kaarten.
uiterlijk. De ongelijke weerstand is oorzaak, dat de dalen van
richting veranderen. Stuit nl. het water op een laag, harder dan
die, welke het doorbroken heeft, dan glijdt het, als het mogelijk
is, van de hardere laag af en breidt het dal verder zijdelings uit.
Het zou te ver voeren verder op deze theorie in te gaan, het
weinige, dat werd aangehaald, moge echter voldoende zijn om te
doen uitkomen, welke beteekenis de hoofdlijnen hebben voor den
opbouw eener bergteekening en dat de terreinvormen niet natuur
getrouw kunnen worden voorgesteld, vóór en aleer klaarheid is
verkregen omtrent den loop van de lijnen van de grootste hoogte
en die van de grootste diepte.
Wordt dan ook nog aandacht geschonken aan de lijnen van het
sterkste verval, d.w.z. die, in welker richting de grootste helling
voorkomt, dan zijn, wanneer de hoogte van alle markante punten
bekend is, de elementen^voor de bergteekening voorhanden.
Met het oog op de ontwikkeling van de wijze, waarop de drie
afmetingen in beeld worden gebracht, laat de geschiedenis der kar-
tografie zich in drie groote tijdvakken splitsen. Eerst in het laatste
tijdvak, dat een aanvang neemt in het midden der 18e eeuw, komt
de voorstelling der verticale verhoudingen behoorlijk tot haar recht.
In de oudheid liet de kennis van den verticalen bouw der aarde
toch zeer veel te wenschen over en even gebrekkig was de kar-
tografische voorstelling ervan. Da ligging der voornaamste gebergten
werd zeer in het algemeen aangeduid óf alleen door vlekken of
strepen, of door het teekenen van bergfiguren, zooals zij nog heden
ten dage voorkomen op sommige Chineesche en Japansche kaarten.
Op de oudste gedrukte kaarten van Ptolemaeus worden dan ook
de hoofdgebergten aangeduid door een ruw teeken op de stukken
eener zaag gelijkend. Omtrent uitgestrektheid, hoogte en steilheid
vermelden die kaarten niets, alleen de plaats en in vele gevallen
ook de hoofdrichting, worden bij benadering aangeduid.
1) Onder Claudius Ptolemaeus (waarschijnlijk van 87-150 n. Chr.)
bereikte in de oudheid de kartografie haar hoogtepunt. Hij was in de
eerste plaats kartograaf, al bevatte ook zijn wiskundig-astronomisch werk
in 13 boeken—Syntaxis geheeten, doch gewoonlijk veelal aangeduid met
den Arabischen naam Almagest—de geheele astronomische wetenschap
van zijn tijd.
708