waar zij de eigenaardigheden van de terreinvormen moeten weer
geven, logisch haar - wanneer noodig - eenigszins te verschuiven.
Zoo is o. a. bij den topografischen dienst hier te lande aange
nomen om topjes, welke bijzonder de aandacht trekken en het
orienteeren gemakkelijk maken, door eene hoogtelijn c. q. hulp
hoogtelijn aan te geven, al verheffen zij zich ook minder dan den
normalen (halven afstand) boven het naastvorige horizontale vlak,
waardoor men zich het terrein gesneden denkt.
„Het is nimmer de taak, van den topograaf om alle kleine on
effenheden en inkervingen van de aardoppervlakte weer te geven,
die toevallig juist door eene hoogtelijn gesneden worden en daar
door belangrijker vormen, die toevallig tusschen twee hoogtelijnen
vallen, te kort te doen of geheel weg te laten. De opnemer moet
bij zijne voorstelling van de terreinvormen steeds het geheel en
het karakteristieke voor oogen houden en in verband daarmede is
het onvoorwaardelijk noodig, dat de tranches behalve als hoogtelijnen,
ook als vormenlijnen beschouwd en benut worden".
Aldus generaal Schulze en generaal Dufour teekende in de
veertiger jaren in zijne instructie voor de opneming op 1: 2-.CC0
reeds aan: „Bij de voorstelling van het terrein moet men meer
aan de hoofdvormen vasthouden dan aan de onbeduidende plooien
en ruggen, die op deze schaal nauwelijks tot uitdrukking kunnen
komen. Hoofdzaak moet zijn het karakter van iederen berg en
heuvel weer te geven, men hoede zich voor kleingeestigheid".
Aldus opgevat zullen de tranches van den topograaf niet overal
in overeenstemming zijn met de door haar voorgestelde hoogte,
doch wanneer hij de afwijking weet te motiveeren en de motieven
ook voor ieder ander duidelijk en niet aanvechtbaar zijn, kan en
mag zulks niet toegeschreven worden aan fouten in de opneming.
Eene goede topografische opvatting, zegt Dr, Koppe, zoekt het
zwaartepunt in de juiste opvatting en karakteristieke voorstelling
van de terreinvormen, de metingen moeten zich aan het doel der
topografie, d. i. een aanschouwelijk en sprekend terreinbeeld te
verschaffen, aanpassen en ondergeschikt maken. Nimmer kan de
voorstelling van het terrein berusten op de resultaten der metingen
alleen, beslissend blijft steeds de terreinaanschouwing, de weer
geving van het onmiddellijk geziene in zijne karakteristieke trekken
en vormen, wijl slechts hierdoor, maar niet door de mechanische
723
TERREINVOORSTELLING OP KAARTEN. [Juli 1916.