De bevelvoerende generaal gaf bij die gelegenheid den wensch
te kennen, aangezien de sloten der karabijnen M. 1825 geheel ge
lijk aan die der pistolen waren, de Cavalerie in de toekomst uit
sluitend met deze karabijn te bewapenen, alsmede de Cavalerie en
Artillerie de pistolen M. 1820 te geven en Al 1815 voor de Lijf
wacht-Dragonders en Djajang Sekar te bestemmen.
De vertoogen van de zijde der Artillerie, dat aan dezen wensch
niet wel was te voldoen, op grond van de voorraden, en het pis
tool M. 1820 eigenlijk niet a!s een verbeterd M. 1815 moest wor
den beschouwd, deden den bevelvoerenden generaal besluiten voor
eerst de karabijn en het pistool M. 1815 bij het leger in gebruik
te houden.
In de beide volgende jaren 1818—1849 werden weder getransfor
meerd en, voor wat betreft de geweren, in geringe hoeveelheid uit
verwisselstukken samengesteld:
Infanteriegeweren (korte en lange) 6438
Sar peursgeweren7
Karabijnen517
Pistolen1222
Geweren van afwijkend model voor schutte
rijen, enz2926
Jagerbussen53, van welke laatste
tevens het kaliber van 26 14,3 m.M.) op 1 is 17,5 m.M.)
werd gebracht.
Van slagwapens werden thans ook voorzien de schutterijen van
Batavia, Semarang en Soerabaia, de Lijfwacht-Dragonders, benevens
de Barissans van Madoera; aan de Pradjoerits op de buitenposten
werden, voor zoover beschikbaar, herstelde vuursteengeweren
verstrekt.
Op 1 Januari 1850 bleven nog ter percussionneering over ruim
8300 geweren, bijna alle in gebruik geweest bij Schutterijen, Baris
sans en Inlandsche benden en voor een groot gedeelte de transfor
matie niet meer waard; 89 karabijnen in nagenoeg onbekwamen toe
stand en 379 pistolen grootende. Is in handen van de Djajang Sekar.
Tengevolge van de afschaffing der lans bij de Cavalerie en
1) De lans bleef nog tot 1872 in gebruik bij de Djajang Sekar en bij
de Cavalerie van de Barisans op Madoera.
731
IN GEBRUIK BIJ DE NEDERLANDSE-INDISCHE LANDMACHT [Juli 1916.
EN BIJ DE KORPSEN DAAR BUITEN.