gebreken vertoonden, werd van verdere proefneming afgezien. Ook
de in Salatiga beproefde karabijn had niet voldaan en werd met
het geweer en de walbus bij de Geweermakersschool gedeponeerd,
alwaar de beide laatste zich thans nog bevinden.
In 1856 werden ook nog ter beproeving ontvangen een revolver
van den wapenfabrikant Stevens en een dergelijk wapen naar het
systeem Colt. Om de steviger constructie werd aan het laatste de
voorkeur gegeven, doch het werd niet doelmatig geoordeeld in
handen van den soldaat. De in 1858 uit Nederland ontboden ICO
Colt-pistolen dienden dan ook uitsluitend ter verstrekking aan
officieren.
In den loop van hetzelfde jaar werden de aangevraagde 1000
tirailleurwapens uit Nederland ontvangen, terwijl op het einde van
dat jaar ook nog 4C0 stuks werden aangevoerd van de 1000 per
jaar voor 1858 en 1859 geëischte geweren.
Het tirailleurgeweer voldeed goed, waarom in 1859 voorgesteld
zou worden de 10000 gladloopsgeweren, welke inmiddels aan het
Japansche gouvernement waren verstrekt, te doen vervangen door
een gelijk aantal van eerstgenoemde soort.
Aan dit voornemen werd geen gevolg gegeven, doordat in Mei
1859 bekend werd, dat in verschillende Europeesche legers met
goed gevolg gladde geweerloopen van trekken werden voorzien
en het niet onmogelijk werd geacht, dat zulks eveneens in Indië
op doelmatige wijze zou kunnen geschieden.
Het bleek echter, dat een transformatie op zoo groote schaal in
Indië niet wel uitvoerbaar was op grond van de daaraan verbonden
bezwaren en hooge kosten.
Naar aanleiding hiervan werd in 1860 door den minister bepaald,
dat de transformatie der Indische geweren in Nederland zou ge
schieden, terwijl voorloopig nog zou worden doorgegaan met de
uitzending van tirailleurgeweren.
Gedurende het jaar 1861 werden in twee partijen nieuwe gladloops
geweren ter transformatie naar Nederland opgezonden, en de ove
rige ter verzending gereed gemaakt, voor welke laatste bepaald
werd, dat met de verzending gewacht moest worden, totdat uit
Nederland een gelijk aantal tirailleurgeweren zou zijn ontvangen.
In de jaren 1862 en 1863 werd met de verzending doorgegaan
735
IN GEBRUIK BIJ DE NEDERLANDSE-INDISCHE LANDMACHT Juli 1916.
EN BIJ DE KORPSEN DAAR BUITEN.