Juli 1916.J Geschiedkundig overzicht van de hand- en vuist
vuurwapenen SEDERT 1816
en werden totaal 20.000 gladloopsgeweren naar Nederland afgescheept,
waarvan een partij van 1530 stuks in juli 1862 gewijzigd werd terug
ontvangen.
Met een tiental dezer geweren werden in 1862 en 1863 de proe
ven voortgezet, welke aanvankelijk aangevangen waren met een
enkel geweer, dat in het laatst van 1851 ontvangen was, teneinde
daarmede een onderzoek in te stellen naar het meest doelmatige
daarbij aan te wenden vizier en projectiel.
Vorenbedoelde proeven waren in het laatst van 1863 afgeloopen,
zoodat eerst in het begin van 1861 met de indienststelling der ge
trokken geweren een aanvang kon worden gemaakt.
Daar de kalibers van het tirailleurgeweer en het getrokken glad-
loops-geweer te 4veel verschilden om bij beide wapens een soort
projectiel te kunnen bezigen, werd in verband met de aangewezen
voorraden bepaald, dat de troepen op de Buitenbezittingen uitslui
tend met tirailleurgeweren, die op Java uitsluitend met getrokken
gladloopsgeweren zouden worden bewapend, welke regeling tegen
het einde van 1865 tot stand kwam.
Bij de pradjoerits, barissans, legioenen, en op eenige uitzonderin
gen na ook bij de schutterijen, bleef het gladloops-geweer in ge
bruik, aangezien destijds omtrent een behoorlijk onderhoud en
doelmatige aanwending der getrokken geweren bij de schutterijen
en Inlandsche benden geen voldoende waarborgen bestonden 2).
Inmiddels was in September 1852 van de zijde van het opperbe
stuur in Nederland de kennisgave ontvangen, dat binnen afzienbaren
tijd de aanneming van een geweer van een kleiner kaliber kon wor
den tegemoet gezien, en dat van deze z.g. nieuw model geweren
(geweren N. M.) een exemplaar zou worden toegezonden. Het vo-
1) Na gehouden onderzoek bleek, in 1870, dat het meerendeel der bij
de schutterijen en Inlandsche benden in gebruik zijnde gladde infanterie-
geweren verwisseling behoefde en werd door den legercommandant last
gegeven de barissans van Madoera, zoo ook de legioenen van Mangkoe
Negoro en Pakoe Alam en de pradjoerits, van getrokken geweren te voor
zien.
2i In 1873 werd, om de verstrekking van munitie niet te bemoeilijken,
besloten ook de schutterijen van de Buitenbezittingen te bewapenen met ti
railleurgeweren, naarmate de voorraad gladde geweren uitgeput raakte.
736