stand was gekomen, kort voordat de last ontvangen werd een veranderd tirailleurgeweer naar Nederland te zenden, had de tijd ontbroken iets beters te ontwerpen. De heer Kuhn bleef hierop echter steeds bedacht, en toen het nu zijne aandacht en die der commissie had getrokken, dat die zekerheidsinrichting in handen van den soldaat bij een toepassing in het groot niet was, wat zij behoorde te zijn, werd het zijn ernstig streven hierin verbetering te brengen. Als gevolg daarvan werd de com missie den llen Juli een tot achterlading gewijzigd tirailleur geweer toegezonden, waarvan het slot wederom belangrijke wij zigingen had ondergaan. Het ter bezichtiging ontvangen exem plaar voldeed de commissie dermate, dat zij het den Legercomman dant ter kennisname aanbood, waarop zijne Excellentie onverwijld toestemming verleende tot het naar dat model veranderen van 24 der in dienst gestelde tirailleur-, zoomede der 4 getrokken Infanterie- achterlaadgeweren. Tegelijkertijd zouden dan eenige veranderingen worden aangebracht, welke de commissie noodzakelijk of gewenscht gebleken waren. Bedoelde transformaties waren den 21 en Juli afgeloopen. De ge weren werden als Model 1868 ter beschikking van de commissie gesteld. De meerdere doelmatigheid van de op nieuw gewijzigde inrichting van het slot bleek bij de proeven op zoo overtuigende wijze, dat last gegeven werd ook de overige 25 achterlaad-tirailleurgeweren dienovereenkomstig te wijzigen. De 50 aldus gewijzigde geweren werden daarna toegevoegd aan de expeditie, die in October naar Bali werd gezonden, en of schoon die expeditie van te korten duur was om betreffende hunne bruikbaarheid als oorlogswapen een afdoend oordeel te kunnen vellen, zoo heeft toch de in dat opzicht ver kregen ondervinding het gunstige verslag, dat door de commissie over het wapen was uitgebracht, volkomen bevestigd. Dit laatste noopte dan ook den Legercommandant last te geven om nog 100 tirailleur-geweren tot achterlading in te richten, waar aan dan tevens eenige nieuwe wijzigingen moesten worden aan gebracht, welke voor de bestaande achterlaadgeweren wenschelijk waren gebleken. 739 IN GEBRUIK BIJ DE NEDERLANDSCH-iNDISCHE LANDMACHT [Juli 1916. EN BIJ DE KORPSEN DAAR BUITEN.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 45