voorkeur verdiende, vooral wat betreft de eenvoud en de soli
diteit.
Voor zoover de hulpmiddelen zulks toelieten, werd in 1867 zoowel
bij den Artillerie Constructie Winkel als bij de Geweermakersschool
met kracht voortgewerkt aan den aanmaak der in October van
het vorige jaar bestelde 100 stuks achterlaadgeweren. Op den len
Augustus was de transformatie gereed en werden alle 150 achter
laadgeweren in dienst gesteld bij het 11e Bataljon Infanterie.
Intusschen had de Legercommandant het verlangen te kennen
gegeven om de beide Europeesche compagnieën van het lle Ba
taljon en het Europeesche kader der Inlandsche compagnieën van
dat korps met Kuhn's geweer te bewapenen, en werd in verband
daarmede machtiging verleend nog 150 tirailleurgeweren naar dat
stelsel te wijzigen.
In de rapporten der schietoefeningen van bovengenoemd bataljon
werd in weerwil van de invoering der nieuw aangebrachte trekker
inrichting nog melding gemaakt van het ontijdig afgaan van het
schot. Dit werd door den ontwerper verholpen en de wijziging,
welke de goedkeuring van den Legercommandant wegdroeg, werd
toegepast op alle reeds in dienst zijnde achterlaadgeweren.
Zoowel voor de eenvormigheid der bewapening van dat korps,
als om te kunnen beoordeelen, welke waarde deze geweren in
handen van Inlandsche soldaten zouden hebben, achtte de nieuw
opgetreden Commandant van het Leger het wenschelijk het geheele
lie Bataljon van Kuhn-geweren te voorzien, en werd in verband
daarmede in November 1869 de machtiging der Regeering gevraagd
om nog 400 tirailleurgeweren te transformeeren
In Maart 1870 werd de gevraagde machtiging verleend, waarna
met spoed aan de transformatie werd begonnen.
In Augustus van hetzelfde jaar werd uit Nederland mededeeling
ontvangen, dat het achterlaadgeweer van klein-kaliber, stelsel de
Beaumont, dat voor het Nederlandsche leger en de Marine was
aangenomen, ook tot bewapening van het Indische leger was
bestemd. De Minister van Koloniën had al dadelijk een overeen
komst doen sluiten voor de levering van 6000 dier geweren nog
741
IN GEBRUIK Bij DE NEDERLANDSCH-InDISCHE LANDMACHT [Juli 1916.
EN BIJ DE KORPSEN DAAR BUITEN.