Juli 1916.]
Het schieten van onze Infanterie.
bestaat er kans, dat iedere sectie 5 scherpschutters vóór den
vijand brengt.
In den modernen oorlog zijn talrijke opdrachten voor scherp
schutters: officieren - waarnemers - doelverkenners - mitrailleurs-
enz.
23. De verdere opleiding van de scherpschutters moet korpsgewijze
plaats hebben onder zich daartoe bijzonder eigenende instructeurs,
zoo mogelijk buiten het aangelegde schietterrein en steeds ge
paard met afstand schatten.
24. De verbetering van de schietvaardigheid van het Hoofdwapen
is zeer urgent.
Toelichtingen.
ad. 1. Het I.M.T. van 1914 geeft een interessanten kijk op de
schietvaardigheid van de Infanterie op Java. Daarin komen blijk
baar van bevoegde zijde eenige gegevens voor naar aanleiding van
de in Juli van dat jaar gehouden S.S. proef. Aan eene dergelijke
proef nemen volgens £5 S.V. alleen zij deel, die bij de indivi-
dueele schietoefeningen voortdurend goede „uitkomsten krijgen. Van
de 10.600 geoefende geweerschutters werden er door de comp-comm.
1200, of slechts 12 °/0 aangewezen voor deelname: dat is reeds
een zeer bedenkelijk teeken.
Wanneer men nu verder weet, dat de proef bestond uit 2 oefenin
gen, waarbij geëischt werd, dat de a.s. scherpschutter al zijne
schoten moest brengen binnen eene schijf, die over 4.8 resp. 4.5 maal
de normale spreiding ruimte liet, en dat het o.a. in de garnizoenen
Tjimahi Bandoeng slechts aan 2 schutters gelukte aan de eerste
oefening te voldoen, terwijl er niemand slaagde voor het 2e gedeelte,
dan kan men gerust aannemen, dat in Juli 1914 van onzegeheele
Infie slechts een hoogst enkele S.S. is kunnen jworden. De ingewij
de, van wien hierboven sprake is, heeft over dit laatste een diep
stilzwijgen bewaard, hetgeen al genoeg te denken geeft. Met zulke
resultaten voor oogen zou men kunnen spreken van het bankroet
van de huidige schietopleiding.
Te betreuren valt het, dat noch van de uitkomsten der S.S. proef,
noch van die van het prijsschieten of de legerwedstrijden eenige
752