Juli 1916]
Het schieten van onze Infanterie.
ad. 5. Bewijs: het resultaat der scherpschuttersproef en van het
prijsschieten in 1914 en 1915. 94 S.V. zegt, dat voor elk vijftal
deelnemers aan het prijsschieten één prijs moet worden aangevraagd,
dus gemiddeld 30 a 40 prijzen per compie: eene zich jaarlijks her
halende Tantalus-kwelling.
Wie „Kromo" meer dan oppervlakkig kent, weet, dat elk jachten"
hem een gruwel is. Nu wil ook onze schietmethode wel geene over
haasting, maar Kromo is dit gradueele verschil niet aan het verstand
te brengen. Hij offert alle juistheid op aan de snelheid.
ad 6. Alleen eene groote mate van routine geeft uitzicht op resul
taten met het snel-accomodatie proces; het verkrijgen en onder
houden van die routine is in een vrijwilligers-leger onmogelijk: na
een jaar is bij het meerendeel alle ambitie er uit, omdat automa
tisme en belangstelling elkaar uitsluiten.
ad 7. Proeven hebben mij aangetoond, dat slechte schutters-de
meerderheid in onze compagnieënbij het verdubbelen van het 10-tal
schoten minder treffers kregen.
ad 8. Natuurlijk zijn er onder de scherpschutters wel te vinden,
die aanleg bezitten om een juist scbot in een zeer beperkten tijd
af te geven, ongetwijfeld in sommige omstandigheden een onmisken
baar voordeel. Deze vaardigheid zal echter eene „specialiteit" moeten
blijven onder de schutters met volledige bevoegdheid, t.w. de
scherpschutters.
ad 11. Sprekende over het schietterrein van de garnizoenen
Weltevreden en Mr. Cornelis zegt de bekwame en deskundige be
werker van Hoofdstuk II van het Indische Jaarbericht: „Zou het zelfs
mogelijk zijn, dat op deze wijze opgeleide Infanterie ooit behoorlijk
leert schieten? En dat schietvaardigheid de voornaamste eigenschap
is, welke de Infie moet bezitten, dat zullen wel geen oorlogen nog
moeten bewijzen." Sedert is er een nieuw schietterrein in gebruik
genomen: van Scylla in Charybdis. Wie haalt ons uit het Soenter-
moeras?
754