loopen is door middel van deze controle onbekwaam bevonden geworden. Ad. 2° wordt in de praktijk zelden „geconstateerd", ad. 3° nog minder, ad. 4° betrekkelijk weinig. Let wel, ik zeg volstrekt niet, dat de gevallen ad. 2° en 4° niet in de praktijk „voorkomen." Integendeel, geweren, die dwarstreffers schieten en die groote spreiding vertoonen, komen maar al te vaak voor, maar het wordt zelden geconstateerd. Hoe ik 't dan weet? Ongeveer 3 jaren geleden werd de bepaling getroffen, dat de geweren voortaan zonder bajonet moesten worden ingeschoten. Men moest derhalve toen alle geweren opnieuw inschieten. Steeds worden vóór het in schieten de geweren naar het atelier gebracht om te worden geïn specteerd. O.m. wordt nagegaan, of de cylinder 0,C0559 door den loop gaat. Het is dus buitengesloten, dat er één geweer naar het schietterein gaat, waarvan de loop door middel van den cylinder reeds zou moeten zijn afgekeurd. Welnu, bij het inschieten van alle geweren bij de gelegenheid hierboven bedoeld, zijn tal van loopen afgekeurd geworden naar aanleiding van ad. 2e en 4e. Het geeft wél te denken, dat er vóór dien tijd nooit was gerapporteerd, dat de toen afgekeurde loopen slecht schoten. Waarom volgens 105 S. V. I de geweren niet veel eerder op trefkans onderzocht? Mij dunkt een sterk sprekender argument voor de noodzakelijk heid om de geweren ieder jaar in te schieten, is moeilijk te vinden. (Het inschieten zou kunnen geschieden in den tijd, dat de manschap pen de geweren 't best kunnen missen, b v. voor de Infanterie in de maand November; G. O. I. punt 27. Volgens de vroegere methode werkend, werd door mij op 2 banen ingeschoten. Het personeel belast met het korrelwijzigen, enz. en ondergeteekende zaten tusschen de beide banen in. Te samen met 6 a 8 bokschutters slaagden wij zonder eenige overhaasting er steeds in 40 geweren in de ochtenduren in te schieten. De gewe ren van één bataljon kunnen op deze wijze in 3 weken tijds wor den ingeschoten. Zoo noodig kan men ook nog in de middaguren (4-6 uur) inschieten. In totaal kunnen dan 70 geweren per dag worden ingeschoten.) Als een tweede—niet minder sprekend argument noem ik het feit, dat het M. T. zich dikwijls wijzigt, naarmate de loop uitslijt. 761 DAARMEDE IN VERBAND STAANDE AANGELEGENHEDEN. LJuli 1916. I. M. T. 1916. 49.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 67