Juli 1916. J
Uit de Practijk.
het terrein, zoodat de manschappen telkens zien, dat de toestel
oefening slechts voorbereiding is).
En eenigszins geoefende menschen, zooals de fuseliers die van
het depötbat0 bij een veldbat»" aankomen zijn zeer zeker in die
richting verder te bekwamen met veel meer succes dan gewoonlijk
het geval is, vooral daar zij den overigen tijd in training blijven
door de andere diensten. Het middel (de gymnastische vrije- en
toesteloefeningen) wordt echter niet voldoende uitgebuit
Zooals de zaak* nu staat, is voor vele luitenants de dag van
„binnendienst" een zeer vervelende en voor het kader een, om eens
wat „uit te rusten" van de uitrukkende diensten! De 4 sectiën
der compie worden aan het werk gezet onder de Eur. ond. officieren,
als er genoeg zijn en de meestal eenzame luitenant loopt rond,
dan eens hier en dan eens daar kijkende. Ik geef toe, het is lastig
toezicht te houden op 4 verschillende plaatsen, doch ik nam ge
woonlijk datgene maar voor mijne rekening, waarin het kader het
minste thuis is en dat is gymnastiek.
De andere sectiën zijn in de buurt, dus zoo nu en dan eens den
neus -buiten het gymnastieklokaal steken is voldoende om groote
lijntrekkerij op te merken en verder komt toch ook de comp. ct.
telkens even kijken tusschen zijn drukke administratieve bezigheden.
Het is altijd goed gegaan zoo en ik ben mijn verschillende comp.
ctn. altijd zeer dankbaar geweest, als zij bij dezen dienst niet zelf
te veel „regelden", daar zij er toch geen tijd voor hadden om den
geheelen dienst bij te wonen en om in korten tijd veel te doen is
hierbij beslist éénhoofdige leiding noodig.
Het kader voelt zich dan verlost van de drukkende last onderwijs
te moeten geven in iets, dat het niet machtig is, doch. het moet
alle oefeningen meedoen net als e ke fuselier. Het kader moet toch
minstens even goed geoefend zijn als de fuseliers en het enkele
uur „gymnastiek kader" op een verloren achtermiddag heeft dan
ook volgens mij geen ander doel dan het nog beter te oefenen èn
om het te leeren onderwijs geven. Zouden wij niet een heel eind
in de goede richting komen, als we zoo van den beginne af aan
het jonge kader aanpakken?
Een voornaam punt, waarvoor ik de aandacht vraag, is de tweede
oorzaak (althans n.m.m.) van de weinige animo, die zooals ik al
te kennen gaf, ligt aan het gebrek aan afwisseling in de oefeningen.
Stel, er komt een klasse bij de compie- aan, zoo van een depöt-
baton- Wat hebben deze menschen van gymnastiek gehad? Volgens
den G 0.1. alles van het voorschrift Gymn. Oef. tot en met Tabel 1,
met uitzondering van de staaf-, loop- en brugoefeningen en het
gewicht heffen. Wij kunnen dus veilig aannemen: de hoofdzaken
van alles, vooral waar ik meermalen opmerkte, dat zij ook wel
enkele van de uitgezonderde oefeningen doorloopen hadden. Deze
772