Juli 1916.]
Uit de Practijk.
5porf Door Officieren.
In nauwen samenhang met het artikel Binnendiensten staat de
sport voor officieren. Zooals ik reeds betoogde, moet er meer sport
beoefend worden in ons leger.
Maar dan moeten we beginnen met de officieren. De officieren
drukken hun stempel op het leger. Goede officieren vormen een
goed leger. Een korpscomd', een c. c' kan veel ten goede, maar
ook ontzettend veel ten kwade doen voor de sport. Een c. c4, die
met man en macht over een sloot geheschen moet worden, zal
niet gaarne van de breede baan wijkeneen paard, waar een officier
op zit, zal niet uit eigen beweging de weg verlaten.
Maar wat nog het ergste is, dit soort menschen beschouwt sport-
zin als een belachelijke aberatie van benul en zal het nooit be
vorderen, ja, slechts noode dulden bij onderhebbenden.
Maar ik zeg nog eens, een normaal mensch moet verlangen zijn
spieren lenig te houden en gij ongeloovigen zult het zien: Het
is net als met de pait en meer zulke dingetjes, hoe meer men er
van krijgt, hoe lekkerder het wordt
Daarom moet er onder de officieren meer aan sport gedaan wor
den. Het gaat niet uit vrije beweging, daarvoor is het Indische
zonnetje te warm, en de „slappe" te koud.
De officieren moeten in dienst de sport beoefenen; daarvoor
moet een dag uitgetrokken worden.
De Donderdagmorgen wordt nu gebruikt voor inspecties, voor
tactische oefeningen en besprekingen.
Het aandeel der luitenants hierin is voltigeeren met de cavalerie
over allerlei terreindeelen en voorwerpen - en slapen
De subalterne officieren moeten echter in de eerste plaats goede
aanvoerders zijn. Hierom is het ook noodig, dat zij hun afdeeling
kunnen aanvoeren over allerlei moeilijke terreingedeelten. Zij moe
ten voorgaan, niet terugschrikken voor een hindernis, of daarover
heen geheschen worden, zij moeten (met hun lichter bewapening en
bepakking) de meerderen zijn van hun onderhebbenden en tenslotte:
zij moeten lust hebben in sport om deze lust over te brengen op hun
manschappen.
Daarom stel ik voor, dat alleen de korpscomd'. met de kapiteins
oudste kwart des Donderdags gaan manoeuvreeren op de kaart of
gezellig boomen over een vervelend onderwerp, maar dat de jongere
officieren hun heil zoeken in de vrije natuur en van 6.30 9 uur
de sport beoefenen: lichte athletiek, gymnastiek, schermen, revol-
verschieten, zwemmen, sportspelen.
Daarna een half uurtje kletsen in de soos onder een biertje.
En dan de noodige inspecties bij de cie.
De oudere officieren moeten 2 X in de week des middags een
rijcursus volgen.
Ik hoop, dat men mij niet zal beschuldigen van „tropenkoller".
L.
778