Juli 1916.]
Van Alles Wat.
noodigen op deze plaats hun voor tegenover mijn tegen te plaatsen.
De zaak is werkelijk en waarachtig van voldoende belang voor
ons leger, om er in ons tijdschrift een pro en contra over te wis
selen. Van mijn zijde zal, indien de moralisten mij inderdaad over
tuigen, het peccavi eerlijk volgen.
Maar tot dat oogenblik voel ik weer voor het „frapper toujours"—
en ik ben overtuigd, dat er onder ons nog altijd meer dan één is,
die niet geluidloos wenscht te worden opgenomen in een streven
en een kring, die mij altijd in onaangename herinnering brengt
Multatulis venijnige schepping: de Hallemannetjes d. z. b. f. w.
Asymptoot.
Sport en exercitie.
Een artikeltje over sport in het I. M. T. bracht mij op 't denk
beeld om ook eens mijne meening over sport te zeggen en ik kreeg
daar nog meer lust in, toen ik las, dat er eene reglementencom
missie is ingesteld waarom zal nader blijken. Alle soorten van sport
zijn in het leger welkom en worden met meer of minder succes
beoefend er worden wedstrijden gehouden die matig de belang
stelling hebben en prijzen uitgeloofd voor de winners, welke
gewoonlijk vrij gemakkelijk verdiend worden.
Iets heel bijzonders presteeren die winners bijna nooit en altijd
blijft het nog ver ten achter, bij hetgeen wij in Europa op dat ge
bied zagen. Wij zijn dus allen een beetje blasé op dat gebied
en wij zien bovendien niet zoo erg duidelijk het nut van sport-
excessen.
Voor ons als soldaat hebben zij alleen dan nut, als wij eens te
zien krijgen, hoever een enkeling, die er toe aangelegd is, het wel
brengen kan, als hij zich voortdurend traint en zijn geheele doen
en laten gericht is op het te bereiken doel.
Wij militairen apprecieeren over het algemeen alleen all-round
athleten, omdat wij daarbij het nut voor den persoon zien op den
voorgrond treden en omdat dit gemeenlijk onze beste soldaten zijn.
Of een soldaat al heel zware gewichten kan tillen, interesseert ons
matig, als hij niets anders kan dan dat.
Wij moeten dan ook in 't leger all-round athleten trachten te
kweeken.
De werktuigen zijn daarbij van betrekkelijk gering nut, hoewel
dat nut toch volstrekt niet is weg te cijferen en iemand, die goed
gymnast is, zich sneller en beter over en door terreinmoeieüjkheden
beweegt dan dezelfde persoon, als hij geen gymnastiek heeft geleerd.
786