Van Alles Wat.
IJuli 1916.
Dat echter gymnastische ontwikkeling niet beslist noodzakelijk
is werd te velde, bij patrouilles in zwaar terreins, menigmaal be
wezen, en ook heb ik het wel medegemaakt, dat een goed gymnast,
bij het overtrekken eener bandjirende rivier, vrij hulpbehoevend aan
een rotankabel bleef hangen, en geen kans zag zich een paar
meter op te palmen hij kon niet zwemmen. Maar dat was een
frappant geval en zegt nog niet veel.
Met mijne redeneering wil ik alleen hierop neerkomen, dat gym
nastiek aan de werktuigen zeer wenschelijk en goed is, in hoofd
zaak, omdat men daarbij leert vallen zonder ernstige kwetsuren op
te loopen en ook overigens, omdat 't een zekeren finishing touch
geeft aan de lichamelijke ontwikkeling maar dat voor ons leger
hoofdzaak is: gymnastiek in het terrein.
De sport, die in ons leger beoefend moet worden, is die, waarbij
wij zooveel mogelijk alle spieren, die wij in het terrein noodig
hebben, tot ontwikkeling brengen, en liefst in zoo hooge mate, dat
wij eene volkomen beheersching over deze spieren verkrijgen.
De wijze, waarop wij die het eenvoudigst en snelst verkrijgen, is
volgens mijne meening langs den weg van kamergymnastiek en
ordeoefeningen, waarbij alle spieren worden gespannen.
in den ouden tijd hadden wij in de exercitien zoo n prachtmiddel
om ordeoefeningen te houden Dit werd ons in een onzalig oogen-
bük uit de han 1 geslagen, toen wij in nabootsing van Nederland
hier alle stramheid uit de exercitiereglementen gingen bannen.
Als ik mij niet heel erg vergis, vond dat in Nederland zijn oor
zaak in het stelsel van africhting van de viermaanders.
Toen moest alles gauw-gauw gaan en als een burger dan maar
een beetje kon loopen, al was het met kromme knieën en het hootd
vooruit, en hij kon op de een of andere manier een geweer mee-
pikolen, dan was hij volgens de toenmalige begrippen al heel aardig
soldticit
ln die periode was alle schneidigkeit of flinkheid uit den booze,
alle kortheid en stramheid was aanstellerij.
Wat hebben wij toen niet moeten hooren over „recht op vrijheid
van het individu", „geen machines", „onderdrukken van zelfstandig
denken en initiatief" en meer dergelijk fraais. „Gooit de beenen
eruit" en „kop op" dat waren dingen, die heelemaal hadden at-
g0 Als^e een ondergeschikte iets te zeggen hadt bevelen was ook
al zoo hard, waarom kon je het niet gewoon zeggen - dan kwam
hij aangeslungeld, zwaaide met zijn arm ergens naar zijn hootd
en maakte dezelfde elegante beweging omlaag, ging daarna zoo
ongeveer met zijn beenen bij elkaar staan, waarbij de handen in
halfslappe vuisten langs zijn pantalon hingen.
Als antwoord op een vraag kreeg men dan geen kort antwoord,
maar een gerekt betoog.
787