Aug, 1916.) Naar aanleiding van „Weerplicht voor Inlanders en
ten het bezette eiland te heroveren. Wij hebben waarlijk niet zooveel
goed en bloed aan het vestigen van eene geregelde orde van zaken
op de buitenbezittingen geofferd, om ze willens en wetens onver
dedigd te laten.
Begrijpelijkerwijze is Schr. volstrekt niet enthousiast over de thans
aanhangige voorstellen tot invoering van eene militie onder de
Europeanen, de Menadoneezen en de ontwikkelde Javanen. Deze
voorstellen beloven wel eene naar verhouding niet onbelangrijke
versterking van de thans aanwezige troepen: het aantal geweer-
dragenden, dat bij de infanterie volgens formatie nu 15666 bedraagt,
wordt er door op 23560 gebracht, maar eerst over dertien jaren na
invoering van den weerplicht, en voorts moeten in geval van mo
bilisatie een deel der verlofgangers over zee, n. 1. uit de Minahassa,
komen; wellicht ook een of meer veldbataljons, wanneer deze in
dat geval buiten Java gelegerd zijn. Bovendien ondergaan cavalerie
en bereden artillerie nog niet de uitbreiding, welke vooral laatst
genoemd wapen zoozeer behoeft.
Dat bovengenoemde voorstellen nooit eene afdoende regeling
van het vraagstuk kunnen geven, blijkt o. a. daaruit, dat de leger-
sterkte, welke zij op Java belooft, naar verhouding niet zoo heel
veel verschilt van de troepenmacht van 2GOOO man, welke voorge
steld werd meer dan een eeuw geleden, toen de bezittingen der
O. I. Compagnie aan de Bataafsche Republiek over gingen en de
omstandigheden zijn thans heel andersBlijkens hetgeen in de
vergadering der Indische Krijgskundige Vereeniging op 6 Maart j.l.
werd medegedeeld, was aanvankelijk de bedoeling van de invoering
van weerplicht onder de Europeanen het moderniseeren van de
verouderde schutterijen, opdat deze in staat zouden zijn hare
bij Art. 113 van het Reglement op het beleid der Regeering vanNe-
derlandsch-Indië omschreven taak naar behooren te vervullen. Daarop
ontving het Legerbestuur in 1914 van de Regeering de opdracht, om
afgescheiden van eene vervanging van de schutterijen door Europee-
sche militie, van zijn gevoelen te met blijken over de vraag, op welke
wijze zonder verhooging van legeruitgaven onze landmacht zou kun
nen worden versterkt, met name door een deel van het staande leger
(1) Deze voorsteilen van het Legerbestuur zullen in het volgende kort
heidshalve, hoewel wellicht niet juist, regeeringsvoorstellen genoemd worden.
898
SAMENSTELLING VAN DE WEERMACHT IN NEDERLANDSCH-INDIE"