Aug. 1916.] Naar aanleiding van „Weerplicht voor Inlanders en SAMENSTELLING VAN DE WEERMACHT IN NEDERLANDSCH-INDIE". op militairen voet te reorganiseeren gewapende politie. Hoewel vol waardeering voor de goede eigenschappen der Madoereesche barisan, verlangt hij het barisanstelsel niet tot grondslag van de legervorming aangenomen te zienz. i. mag de legervorming niet op de immer wisselvallige uitkomsten van vrijwillige dienstneming steunen. Ech ter zou het overweging verdienen althans op Madoera, waar de dienst bij de barisan bij de bevolking populair is en goede uitkomsten oplevert, liever tot uitbreiding van het barisanstelsel over te gaan dan het te vervangen door een voor de bevolking geheel vreemd stelsel van gedwongen dienen. Schr. zelf noemt het Madoereesche barisanstelsel verre van verwerpelijk. In overeenstemming met de militievoorstellen van de regeering wenscht ook de Heer Van der Weyden vermindering van het door vrijwillige dienstneming verkregen staande leger. Hij wenscht in ge- ^wone omstandigheden de taak van dit staande leger beperkt te zien tot het handhaven van ons gezag op de buitenbezittingen tegen den Inlandschen vijand, waarvoor hij 2 gemengde brigades, ieder samengesteld uit 4 bat. inf. (van 1000 man elk), 2 bergbatterijen, 1 eskadron, y2 comp. genietroepen en 1 mitrailleurcomp., voldoende acht. Dit staande leger wil hij geheel gescheiden houden van de uit weerplichtigen gevormde eenheden, in tegenstelling met de regee- ringsvoorstellen, waar de weerplichtigen bij mobilisatie de eenheden van het staande leger op sterkte moeten brengen. In deze voor stellen vormen de weerplichtigen dan ook niet meer eene aanvulling van het staande leger, in het stelsel-Van der Weyden vormen zij daarentegen het grootste deel der landmacht. Om aan te toonen, dat een stelsel van legervorming als door hem bedoeld, niet boven de krachten der Indische schatkist gaan kan, geeft Schr. een uit den aard der zaak onvolledig en niet uitgewerkt overzicht van de vele rijke en nog niet ontgonnen hulpbronnen van Indië, welke bij meerdere voortvarendheid geëxploiteerd, 's Lands inkomsten aanzienlijk konden vermeerderen, zonder dat het noodig is de belastingschroef verder aan te draaien. Het door Schr. gege ven lijstje geeft al een zeker denkbeeld van den rijkdom van ons koloniaal bezit, dat op expansie beluste en arme naburen zeer moet aantrekken. De Heer Baretta moge het zonderling vinden, dat, als men geen rijst genoeg heeft, men op „roof", in stede van op „koop" 902

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 104