üan Pllles wat flntisoordt op „fllea jacta est." In dit epistel wil ik vooropstellen, dat ik niet van plan ben een antwoord te schrijven „tegen" den heer Beumer, want ook ik, niet tegenstaande ik lid ben van de N. I. O. V., betreur het ten zeerste, dat ons I. M. T., dat al volgens onzen Redacteur moeite heeft zich staande te houden een concurrent heeft gekregen en ik denk dat meerdere N. I. O. V. leden met mij zoo zullen denken. Alleen is mij de Heer Beumer hieromtrent te somber gestemd. Ik veronderstel haast, dat zijn sombere woorden hem op een somberen, triesten regenavond, waardoor het concert in Concordia werd afgelast, uit de pen zijn gevloeid. Ik begrijp uit het stuk, dat de Heer Beumer een tegenstander is van de N.I.O.V. en ik moet hem bekennen. ik ben het ook. Het klinkt raar: „Tegenstander van een vereeniging en er toch lid van zijn". Uit een militair, zuiver militair standpunt bekeken ben ik tegen alle militaire vereenigingen welke door „vereeniging" doelen nastreven als positieverbetering e. d. Ik ben ook tegen een bond als „Ons Aller Belang", dergelijke vereenigingen mogen in de militaire wereld niet bestaan. Maar aan wie de schuld, dat derge lijke vereenigingen toch tot stand komen? Het antwoord hierop laat ik aan de lezers over, welk antwoord echler wel van iederen lezer 't zelfde zal luiden. Ik voor mij heb de noodzakelijkheid van 't zich op een dergelijke wijze aansluiten van officieren begrepen en ingezien en hoewel als militair er tegen, heb ik me als „mede voelend mensch" er vóór verklaard. Ik heb ingezien, dat de toe standen, waarin een groot deel van ons officierskorps, van onze kameraden, verkeerden, niet langer voort mochten duren en dat een nauwere aaneensluiting „moest" plaats hebben. Zijn om die reden, om die enkele reden niet een massa officieren ook lid ge worden? Ik voor mij, ben overtuigd, dat dit alleen de reden is geweest en dat er onder die officieren persé menigeen is geweest, die een vereeniging als de onderwerpelijke off. vereen, afkeurde en 't nu nog doet en aan de andere zijde toch weer de noodzake lijkheid van een dergelijk iets inziet. Deze categorie officieren, mijnheer Beumer, zal m. i. persé den strijd niet aanbinden tegen het I. M. T. en ik denk 't grootste deel van de leden der N. I. O. V. ook niet. Dat U aanhaalt 't voorbeeld van de afd. Win., die verklaarde, als de fusie niet gelukte, „dan 909

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 111