Aug. 1916.] Overzicht van Nederlandsche militaire tijdschriften.
„Ondersteuningstroepen" door luitenant J. C. Roelofsen, en
„De betrekking van beroepsofficier" door idem.
Militaire Spectator.
1916 No. 4.
Deze aflevering opent met een artikel van den kap. der Infanterie
C. C. de Gelder, waarin „Een en ander over het vaandel" wordt
verhandeld.
S. begint met het geven van een geschiedkundig overzicht, waar
in eenigszins uitvoeriger bij Frankrijk wordt stilgestaan, als voor
beeld, van wat de beteekenis van het vaandel in de geschiedenis
der volkeren is geweest.
In het verleden ligt het heden, zegt S. en toont dan eigenlijk aan,
dat die uitspraak niet geheel juist is Sprekende over hen, die wei-
nig voor een vaandel voelen, merkt S. op„Sterker staan schijnbaar
zij die op taktische gronden het afschaffen, of althans thuislaten
"der vaandels bepleiten, immers zij wijzen op de wenschelijkheid
"om zoo weinig mogelijk de aanwezigheid der troepen op het ge-
"vechtsveld te verraden."
Het vaandel behoort daarom niet in de tirailleurlinie of in de
loopgraven thuis, doch behoort bewaard te blijven voor die oogen-
blikken, waarin men den troep een impuls wil geven.
In onzen tijd van materialisme zijn er velen, die weinig of niets
voor een vaandel voelen, maar zoo merkt kap. de Gelder heel te
recht op, de natuur is toch veelal sterker dan de leer, want elke
liedertafel of harmonie wenscht toch een banier te bezitten, ja, onze
volkspartij vereert eveneens hare roode banieren en versiert deze met
eigen leuzen.
De Kapitein-paardenarts Thomassen vertelt een en ander over
„De stal en de besmettelijke ziekten."
S. meent, dat de oorzaken van de meeste besmettelijke ziekten
onder de paarden in den stal zelf moet worden gezocht.
Allereerst wordt gewezen op het verwaarloozen van zelfs de een
voudigste begrippen der hygiëne, b.v. door de gewoonte om de
bevuilde paljas onder de voorbeenen en het versche stroo onder
de achterbeenen te brengen.
Vervolgens wordt gewezen op de onvoldoende luchtversching in
de stallen. Voor iemand, die nooit 's nachts in een stal is geweest,
is het moeilijk zich een denkbeeld te vormen van de atmospheer,
die daar hangt, zegt S.
916