De herziene Rechtspleging bij de Landmacht [Aug. 1916. Verder heeft de officier-commissaris bij het verhoor steeds de meest stipte onpartijdigheid te betrachten en moet zich dan ook van eene bepaalde meening ten aanzien van beklaagde's schuld of onschuld onthouden, terwijl aan dezen geene strikvragen mogen gedaan worden Welticht om het verhoor niet al te lang te rekken, is de bepaling opgenomen, dat de officier-commissaris buiten de confrontatiën en behalve in buitengewone omstandigheden 2). ten hoogste vijf ver- hooren mag afnemen. Heeft de officier-commissaris het verhoor van beklaagde ten ein de gebracht dan staan hem verschillende middelen ten dienste om de waarheid in de zaak van den beklaagde verder aan het licht te brengen; zoo zal hij onder meer getuigen hooren kunnen. commissaris nadere bijzonderheden zal hebben te vragen, staat hiermede in verband. 1) Deze bepaling is in overeenstemming met artikel 84 Ind. Sv. (art. 103 Ned. Sv.) hetwelk ais volgt luidt: „geene strikvragen zullen in den loop van „het proces aan eenigen beklaagde of getuige mogen worden gedaan en de „rechter zal geen acht mogen slaan op de antwoorden, welke op zoodanige „strikvragen mochten zijn gegeven." „Vragen, in welke eene daadzaak, door den beklaagde of de getuigen „niet beleden of opgegeven, als door hen erkend, wordt aangenomen of ver ondersteld, zullen ook als strikvragen moeten worden beschouwd. Al heel inquisitoor klinken de woorden van het Reglement, die verwon- „derlijk genoeg gehandhaafd zijn gebleven „men zal nimmer door het aan- „doen van pijn of ongemakken, door bedreigingen van dezelven, door „beloften van vrijstelling of vermindering van strafden „beschuldigde zoeken te brengen tot confessie, doch hem wel mogen onder ','het oog brengen, zoowel dat de Regter, op bewijze zonder bekentenis kan „en moet straffen als de onwaarschijnlijkheid'zijner verdediging." 2) Elders wordt het tegendeel bepaald en zegt het Reglement, dat de beklaagde, zoo dikwijls als tot een volledig onderzoek der zaak noodig is, gehoord zal worden. Waarom bovenstaande bepalingen gehandhaafd zijn, is onbegrijpelijk, vermoedelijk zijn zij over het hoofd gezien, de oude Wet kende toch op dit punt nog meer bepalingen, die wel verdwenen zijn. 811

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 13