Aug 1916] De Herziene Rechtspleging bij de Landmacht. kwam, terwijl hij in licht beschonken toestand verkeerende, althans zwaaiende langs den weg zich voortbewoog, dat hij beklaagde daarop gevolgd is en een honderd meter verder een leege dogcar ziende aankom n, beklaagde in dit rijtuig heeft willen laten s'appen, dat beklaagde in de nabijheid van de inmiddels stilstaande dogcar gekomen, toevalligerwijze bleef staan, waarop hij beklaagde, die blijkbaar in opgewonden toestand verkeerde, gelastte in te stappen, dat beklaagde daarop zich naar hem, getuige omdraaide, hem aangreep ter hoogte van de borst en hem onder de woorden: „waar bemoei je je mee sergeant" vier slagen in het gelaat toebracht. Overwegende, dat de getuigen C D en Lbeiden korporaal bij de 2e Compagnie van het 12e Bataljon Infanterie te Mr C. respectievelijk Alg. Stb. No.en ieder voor zich, gelijkluidend hebben opgegeven onder eede gezien te hebben, dat beklaagde, die erg opgewonden deed, den getuige, sergeant F. G. Cten tij te en ter plaatse als in de ten laste legging is vermeld, onder het toevoegen van eenige woorden, waarvan getui gen alleen het woord „sergeant" opgevangen hebben, bij de borst greep en eenige s agen in het gelaat toebracht. Overwegende, dat de krijgsraad door de feiten en omstandigheden vermeld door den getuige F. G. C.voornoemd en uit beide p zich zelf staande en gelijkluidende verklaringen van de getuigen C D. en A. Lbewezen acht en de overtuiging heeft, dat de beklaagde het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd, dat de beklaagde weliswaar tot zijne verdediging aanvoert zich niet bewust te zijn, wat er ten tijde en ter plaatse als in de ten laste legging aangegeven, is voorgevallen, maar dat de krugsraad dit verweer, van wege de eenstemmige verklaringen der getuigen F. G. C. C. Den A Lonaannemelijk acht Overwegende dat het bewezene opl vert het misdrijf van feitelijke insubordinatie. strafbaar gesteld bij artikel 10 C W. Overwegende, dat uit de verklaringen van de bovenvermelde ge tuigen blijkt, dat beklaagde in opgewonden toestand ten tijde van het plegen van het feit, waarvoor hij thans terechtstaat, verkeerde, dat verder beklaagde 's vlekkeloos verleden aanleiding geven tot het aannemen van verzachtende omstandigheden ten zijne gunste. Overwegende, dat er geene termen zijn beklaagde, die zich in arrest 834

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 36