Terreinvoorstelling op kaarten. [Aug. 1916. intensiever bepaaldheid te geven. In zijn in 1782 gepubliceerd ge schrift „Vorschriften zu militarischen Plan- und Kartenzeichnungen" stelde hij voor de negen min of meer onbepaalde gradaties, eene naar de grootte der hellingshoeken (verhouding van aanleg tot hoogte: 24126fache Dossierung) geregelde gradee ring in de plaats Hierdoor werd de arceermethode niet langer af hankelijk van subjectieve artistieke opvattingen en van een kar- tografisch standpunt beschouwd werd eene belangrijke schrede voorwaarts gedaan in de richting van een bepaa d stelsel. Het principe ging evenwel aan het euvel mank, dat de voorge schreven regels slechts betrekking hadden op de indeeling der hel lingen niet op de te geven tinten, zoodat de teekenaars zonder tegen het grondprincipe te zondigen, de tintenschaal naar willekeur konden vaststellen. Nieuw licht omtrent deze materie werd verspreid door den Saksischen majoor J. G. Lehmann (1765 1811) die in zijn in 179J verschenen studie „Darstellung einer neuen Theorie zur Bezeichnung der schieten Flachen im Grundrisz oder der Situa- tionszeichnung der Berge" de baan brak voor eene op wetenschap- pelijken grond-lag berustende terreinvoorstelling en al is de methode sindsdien gewijzigd en verbeterd, de grondidée is onaangetast ge bleven. Bij de ontwikkeling van zijn denkbeelden ging Lehmann uit van de stelling, dat een horizontaal vlak, hetwelk loodrecht belicht wordt, alle lichtstralen opvangt en dus vol belicht wordt. Een schuin vlak vangt minder stralen op en wordt minder belicht, naarmate de helling grooter is. Een verticaal vlak blijft geheel donker De zaak echter geheel van een militair standpunt beschouwende en, omdat hellingen van 45° en meer voor militaire operaties bui ten beschouwing blijven, wijl zij slechts door bijzonder getrainde personen en dan nog met gebruikmaking van handen en voeten te beklimmen zijn nam Lehmann aan, dat een vlak onder eene 1 ,.Einen Abhang von 40 bis 45° können besonders geübte Jager nur mit Huelfe der Hande, und wenn die Schuhe mit Steigeisen versehen sind, langsam und mit Gefahr des Herabstürzens erklettern.'' Volgens Zwitsersche opvatting is de grens echter te laag getrokken: Kolonel Wieland, Chef van den Generalen Staf van den Bondstaat schrijft nl. in het Jahrbuch der schweizer Alpenclub (1864) zeer climaxaal: De plaatsen, waar een geit kan komen, zijn ook voor een infanterist be- 839

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 41