Terreinvoorstelling op kaarten.
Aug. 1916.]
geen hoogtemetingen uitgevoerd, de hellingen in het terrein werden
zeer ruw met een quadrant bepaald.
Het behoeft geen betoog, dat de terreinvoorstelling volgens de
LEHMANN'sche methode hooge eischen aan den opnemer stelt, wat
teekenvaardigheid betreft. Hoe goed echter ook uitgevoerd, zonder
schaal zijn de hellingen nog moeielijk te lezen en dit gaf den
Pruisischen generaal VON Muefflinq aanleiding met handhaving van
den geometrischen grondslag, de gradaties nog door soorten van
arceeringen te onderscheiden (fig. 14.) Hij voerde gestippelde,
gekronkelde en afwisselend dunne en dikke arceeringen in en liet
de grens van belichting eerst bij 50° eindigen.
Voor de Duitsche kaarten op 1:109.000 is het LEHMANN'sche en
MuEFFLiNG'sche systeem gecombineerd; tot 10° wordt het laatste,
daarboven het eerste gevolgd.
Voor de Beiersche kaarten is de grens der belichting op 60°
gesteld, hier geldt de volgende verhouding:
0°.
t°
o
1) De aanvulling van de methode Lehmann is een zorgvuldige com
pilatie en schifting van verschillende schalen (Schienert, Schneider en
v. Humbert) die op zich zelf geen opgang maakten, „da sie sehr manie-
riert waren und die Plastik ausserordentlich beeintrachtigten." De gekron
kelde arceeringen zijn afkomstig van Schneider. Bij diens schaal moest men
het aantal rechte arceeringen, dat tusschen twee gekronkelde arceeringen
voorkwam, met 5 vermeerderen om het aantal graden van den hellings-
hoek te verkrijgen.
844
tot
streep tot tusschenruimte
1
11
5
ff
10
tt
ft tt
2
10
10
ff
15
tf
tt tt
3
9
15
ft
20
ft
tt tt
4
8
20
ff
25
tf
tt tt
5
7
25
tf
30
tf
tt tt
6
6
30
ft
35
tt
tt tt
7
5
35
tf
40
tf
tt tt
8
4
40
ft
45
tt
tt tt
9
3
45
ft
50
ft
tt tt
10
2
50
ft
55
tt
tt tt
11
1
55
tf
60
ff
tt tt
12