Terreinvoorstelling op kaarten. [Aug. 1916.
acht Hoeldmoser de methode der zacht uitvloeiende tinten minder
geschikt voor de vlakkere terreinen Des te verder de hoogte
lijnen van elkaar staan, des te minder spreekt de gewasschen ter-
reinteekening, vooral wanneer op de kaart vele namen en details
voorkomen, maar hier kunnen oordeelkundig gekozen hulphoogte
lijnen u tkomst geven.
Bij kaarten op kleinere schaal, zooals wandkaarten en school
atlassen, kan van eene strenge toepassing der methode Lehmann in
het geheel geen sprake zijn. Evenals bij de situatie treedt ook
hierbij het generaliseeren op den voorgrond. Op dergelijke kaarten
kunnen de schaduwstreepjes niets meer zeggen dan: hier bevinden
zich bergen, elders niet, hier ligt een hoofddalspleet, ginds strekt
zich een dwarsdal uit, en eindelijk deze helling der bergketen is
steiler dan de tegenovergestelde; van het aflezen van den hellingshoek
kan daarentegen geen sprake zijn. Toch kan een bekwaam kar-
tograaf of graveur met deze arceeringen een terreinbeeld ontwerpen vol
uitdrukking, dikwijls tot in de grootere details nog natuurgetrouw 2),
en moet het dus als overdreven beschouwd worden, om op school-
kaarten in het geheel geen arceeringen te willen aanwenden en
alleen isohypsen te gebruiken, te meer daar omtrent de waarde der
isohypsenkaarten bij het onderwijs de meeningen nog zeer verdeeld
zijn
De schuine belichting.
Bij de methode der schuine belichting wordt in den regel aange
nomen, dat de lichtbron in het noordwesten staat en de lichtstralen
1) „Das Steigen und Fallen der Wege im Hügelland ist in der Schum-
merung nicht erkennbaar, der lichte Schummerton ist nach langerer Be-
nützung der Karte leicht zu übersehen, auch bei neuen Exemplaren kann
dies der Fall sein, wenn viele Namen und dichtes Gerippdetail oder die
Signaturen und Farben der Bodenbedeckung darüber liegen."
2) Dennoch steht die Schraffierung hier, je mehr mit der Verjüngung
des Massstabes die Möglichkeit schwindet, eine Böschungsscale einzuhal-
ten, d h. naturwahre Böschungen zu geben, ihren ursprünglichen Charak-
ter als einer künstlerischen Linienmanier noch ungleich naher, und die
nothwendige Herausmodellirung des Formcharakters wird somit gewiss
nicht ohne Berechtigung von einsichtsvollen Methodikern als Kunst an-
gesprochen.
Schattenplastik und Farbenplastik.
851