Terreinvoorstelling op kaarten.
[Aug. 1916.
Naderen de hoogtelijnen den vorm van een vierhoek, welks vier
zijden naar de vier windstreken zijn gekeerd, dan worden de west
en oostzijde vol, de noord- en zuidzijde gestippeld uitgetrokken. West
en zuidzijde in wit of in lichte kleur, noord- en oostzijde in zwart
of in donkere kleur.
Zijn de hoeken van den vierhoek naar het noorden, zuiden, oos
ten en westen gekeerd, dan worden de noordwest- en zuidwestzijde
met witte of in lichte kleur, de noordoost- en zuidoostzijde in zwart
of in donkere kleur gehouden streepjes aangegeven.
Alleen, wanneer in sommige gevallen de belichte hoogtelijnen geen
voldoende plastische voorstelling van het terrein geven, moet van
arceeringen, dan wel van tinten gebruik gemaakt worden.
Voor het methodisch aanbrengen der arceeringen of tinten heeft
Pauliny een licht- en een schaduwschaal ontworpen van C° tot 45°
opklimmende met 5°, waardoor het mogelijk is, inclusief het grijs
van het papier, negentien tinten aan te geven.
Voor zoover bekend, verscheen volgens de ontwikkelde methode
Pauliny slechts eene kaart nl. die van Schneeberg, Raxalpe und
Semmering op 137,500 (Wien 1898, Braumüller), die bij het sa
menstellen van deze studie niet geraadpleegd kon worden. Volgens
Penck maakt zij op het eerste gezicht een zeer goeden indruk, maar
zelden heeft eene kaart hem zoo spoedig verveeld als die van Pau
liny, want hoe meer hij er naar keek, des te minder kon hij er een
natuurbeeld inzien en kolonel Becker merkt op dat de kaart
geen afbeelding geeft van werkelijke terreinvormen of bergen, maar
van schematisch behandelde en willekeurig geschilderde modellen
van zulke vormen.
(wordt vervolgd.)
J. VAN Roon.
Maj. Top. Dienst.
1) Kartographische Fragen.
855