Aug. 1916.] Een enkel woord over de mate, waarin zich
echter eenige factoren als: één strafwetgeving, één rechterlijke en
politioneele organisatie, dezelfde voorschriften en usances voor de
vervolging en één in alle zaken beslissende opperrechter, voorhanden,
die, naast de omstandigheid, dat de levensstandaard der militairen
van verschillende bloede in hoofdzaak gelijk is, mogelijk maken bij
benadering een goede voorstelling over bovengenoemd onderwerp
te maken, te beter, omdat, welk euvel onze militaire rechtspraak
ook moge aankleven, iedere rassenjustitie haar gelukkig verre is.
Het is allerminst mijn bedoeling bij het weergeven van onder
staande cijfers nader in te gaan op de groote vraag, waaraan een
verhoogde of verlaagde criminaliteit is te wijten, niet alleen, omdat
dat onderwerp te diepgaand en te omvangrijk is om op deze plaats
te behandelen, doch tevens, omdat ik mij vooral, wat den Oosterling
aangaat, weinig bevoegd acht dienaangaande waardevolle veronder
stellingen te uiten.
Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op het aantal onherroepelijk
geworden veroordeelingen van militairen, hier te lande bij de land
macht dienende, in de jaren 1913, 1914 en 1915 terzake van mis
drijven en overtredingen en op de sterkte van het leger in die jaren,
die (wat de mindere militairen aangaat naar den landaard gesplitst)
was als volgt:
Sterkte op
31 December
officieren
minderen
Europeanen
Inlanders
Amboineezen
1913
1294
9138
16437
6918
1914
1285
8557-
19207
9277
1915
1293
8503
20189
9350
gemiddeld
dus
1291
8733
18611
8525
868
DE VERSCHILLENDE BEVOLKINGSGROEPEN