in ons Leger verhouden op het gebied der [Aug. 1916. De overige strafbare feiten zijn, wat het aantal veroordeelingen betreft, te weinig belangrijk om nader bij stil te staan. Zoo werd wegens beleediging en laster 10 keeren een veroordeelend vonnis uitgesproken (E. 8, A. 2.), wegens zedelijkheidsmisdrijven 2 keeren (E), wegens vernieling en brandstichting 4 keeren (E.) en wegens meineed 1 keer (lnl.) Wegens politieovertredingen werd 54 keeren veroordeeld. Twintig van de overtreders waren officieren, vijftien Europeesche korporaals en onderofficieren en veertien Europeesche minderen. De twee eer ste g oepen behooren tot de economisch sterkeren in het leger en kunnen zich de weelde veioorloven rijwielen (zonder licht) en hon den (zonder muilkorf) te houden. Ik heb gemeend me te moeten bepalen tot een weergeven van cij fers vergezeld van een enkel toelichtend woord. Nogmaals, men verwachte van mij op deze plaats geen beschouwing over de oor zaken der criminaliteit in ons leger, een stilstaan bij factoren in en buiten den delinquent gelegen, over „aard, opvoeding en milieu". Men behoeft zich echter maar de geringste kennis van criminteie aetiologie te hebben eigen gemaakt en ue stralboeken van de Euro peesche delinquenten naast die van niet-dehnquenten in te zien om met klem en grond de overtuiging uit te spreken, dat een practisch uitvoerbaar alcoholverbod bovengenoemde cijfers op slag ten gunste van de Europeanen zou doen uitvallen. En men denke daarbij waar lijk niet alleen aan insubordinatie en andere vergrijpen gepleegd „in" dronkenschap, maar in het algemeen aan den moreelen, breidels verslappenden en scrupules vcrvangenden invloed, die de Europeaan door alcoholmisbruik, vooral in de tropen, ondergaat. 1) Ofschoon zulks hier minder op zijn plaats is, kan Ik niet nalaten nogmaals op den aanhef van dit artikel te wijzen, waar ik sprak over de bezwaren eener criminaliteitsstatistiek. Immers de lezer-officier zal van deze ééne veroordeeling in drie jaren tijd opzien, waar hem uit eigen ervaring bekend is, hoeveel „oog"getuigen van insubordinatiezaken onder eede verklaren niets gezien te hebben. Zelfs mocht ik van een dergelijken patient op mijn aanmaning om de waarheid te spreken, waar hij aanstonds zijn verklaring onder cede zou moeten bevestigen, het onbezorgde ant woord krijgen ,,ja, dat vingertjesspel, dat ken ik wel" De bewijslevering in meineedzaken is echter zeer moeilijk. 873 CRIMINALITEIT.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 75