Nog 'n maal „De Gemengde Compagnie". lAug. 1916L
practijk i.a. een goed soldaat, doch staat niet op een hoog moreel
peil (moreel op te vatten in de beteekenis van zedelijk in algemeenen
zin).
Ten slotte. Indien O.O. en kader hunne onderhebbenden leiden,
dienen zij toch m.i. èn gedurende oefeningen èn gedurende theori-
en het "waarom" der aanwijzingen toe te lichten, zoodanig evenwel,
dat de snelle uitvoering der bevelen niet belemmerd wordt.
Een Javaansch,- een Amboineesch- en een Europeesch soldaat be-
hooren tot onderscheidene rassen, verlangt men, dat deze goed wer
ken en dat de gemengde Compagnie eene „eenheid" vormt in de
hand eens aanvoerders, dan dient men niet slechts ieder ras, maar
bovendien elk individu tot dat ras behoorend, op eene andere wijze
te leiden. Het aantal werkkrachten is onvoldoende - 4 0 Off", per
compagnie is een unicum de kennis van de psyche van den Inboor
ling niet groot (bldz. 651); daardoor is van „leiding" in een absoluut
gemengde compagnie geen sprake. In eene gemengde compagnie,
samengesteld als door mij aangegeven, treden, voor zoover niet reeds
bekend, na eenige jaren, de elementen, die voortdurend goed bruik
baar zijn, op den voorgrond. Na die jaren goede Europ. vrijwilligers
zullen dan wel ontbreken zouden deze elementen, vermengd inge
deeld, een blijvend gevechtswaardige eenheid (Compagnie) vormen
naast deze Compagniën blijven dan die, met eene indeeling als door
mij aangegeven, bestaan tot er slechts bruikbare elementen zijn.
G. P. Cheriex.
Ie Luitenant der Infanterie.
877