SM
iyl
m
De Berziene Rechtspleging bij de
Landmacht.
(Uerüolg).
Boofdstuk II.
2.
Wij zijn thans gekomen aan de informatiën en de behandeling
eener zaak ter openbare terechtzitting om daarna de overwegingen
van den krijgsraad in raadkamer te volgen
Is de garnizoenscommandant uit het gehouden onderzoek en na
den auditeur-militair gehoord te hebben, tot de overtuiging gekomen,
dat er termen zijn om den verdachte voor den krijgsraad te brengen 2),
1) Welke krijgsraad bevoegd is om van de zaak kennis te nemen,
zagen wij boven op blz. 604; opgemerkt zij echter, dat ook de herziene
Rechtspleging ruimte laat voor de meening, dat behalve de krijgsraad,
waaronder het garnizoen van den beklaagde staat, nog daarenboven bevoegd
is de krijgsraad in wiens ressort het misdrijf of de overtreding werd be
gaan; de jurisprudentie is op dit punt onzeker. Was het Hoog Militair
Gerechtshof tot tweemaal toe in 1894 van meening, dat alleen bevoegd
is de krijgsraad in wiens ressort het garnizoen van beklaagde ligt, uit
eene resolutie van het Hof van 8 Juni 1906 blijkt terloops het tegendeel
en wordt daar zoowel de krijgsraad binnen wiens rechtsgebied het feit
gepleegd wordt, als de krijgsraad binnen wiens ressort beklaagde's garni
zoen ligt, bevoegd verklaard; sindsdien is het Hof niet meer in de
gelegenheid geweest om zich uit te spreken, alleen werd bij arrest van
het Hoog Gerechtshof van 21 October 1914 aangegeven, dat artikel 143 (oud)
R. L. (zijnde het onderwerpelijk artikel) slechts regelt de relatieve com
petentie in verband met de plaats van het misdrijf. Voorloopig heb ik
mij aan de in 1894 gevallen beslissingen gehouden! vgl. verder hierover
Barré, deel I, blz. 71 e. v.
Behandeld wordt eene zaak op de standplaats van den krijgsraad,
waar verschillen bestaan bij de behandeling eener zaak daarbuiten, zullen
i die aangegeven worden.
2) De lezer herinnere zich, dat als de garnizoenscommandant tegen
het advies van den auditeur-militair in de zaak niet verwijst, deze de
beslissing van het Hoog Militair Gerechtshof kan inroepen.
805
M. T. 1916. 52.