BIJ DE GROOTE MANOEUVRES IN 1915. [Aug. 1916. van tijd de slachtplaats één modderpoel. Zeer aan te bevelen is ook hetvleesch na het besterven in te zouten, vooral wanneer het per auto opgevoerd moet worden. Hoewel het tijdens de manoeuvres niet is voorgekomen, kan eenige uren stagnatie bij het vervoer het gevolg hebben, dat het vleesch te lang in de auto is, en zuur wordt. Trouwens volgens het voorschrift kan daarvoor zout uitgetrokken worden, Een der lastige artikelen is het gras. Volgens punt (2) werd bij de manoeuvres door den Chef Intendant in de behoefte aan gras voorzien Gebleken is, dat aanvoer per spoor, tenminste zooals het nu geschiedde, alles behalve te prefereeren was. Bij aankomst broeide het gras zoodanig, dat men moeilijk meer van frisch voer kon spreken. Zelfs de ingehuurde erobakpaardjes, die wel niet verwend zullen zijn op gebied van voeding, schenen het maar matig te vinden. Het eenige vervoermiddel is de pikolan. In dit geval voorkomt men tevens een tweede moeilijkheid, n. 1. het vervoer naar de troepen. Punt (3) van de verplegingsnota schreef voor, dat de Brigade Intendanten moesten zorgen voor het grasvervoer naar de troepen. Maar hoe moest dat met het losse gras, dat uit de wagons kwam (voor zoover het nog in bossen was, vielen die bij de lossing uit elkaar). Karren zijn zoo goed als niet beschik baar, en is de troep in beweging, dan zeer zeker niet. Het gevolg is, dat de troepen zelve met hun z. g. Japansche treinkarretjes het gras moeten komen halen. Hoe dikwijls nu de fouriers heen en weer moeten rijden, soms over afstanden van 20—30 minuten gaans met één treinkar om het gras te halen, kan men nagaan, als men b. v. alleen maar bedenkt, dat een batterij veldart. per dag 5000 K. G. gras noodig had. Voor zoover men dan ook beschikte over gras door de bevolking met pikolans gebracht, liet men bij de manoeu vres deze menschen zooveel mogelijk doorwandelen naar den troep. 3 van de nota is gebleken een wassen neus te zijn. „Voor zoo- „ver hun dienst bij de troepen niet bepaald wordt gevorderd, zijn „de kwartiermeesters gedurende den duur der manoeuvres ter beschik- „king van den Brigade Intendant". Hieruit zou men kunnen opma ken, dat de brigade intendant toch per dag minstens eenige uren van hun diensten heeft kunnen gebruik maken. Doch het zij, dat de dienst bij de korpsen hun geheelen tijd in beslag, (nam o.a. tij dens den marsch waren zij commandanten der bagagetreinen), het- 881

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 83