BIJ DE GRÖÖTE MANOEUVRES IN 1915. |Aug. 1916. in punt 2 dezer „de aanvragen daartoe geschieden voor het ver- „trek uit het garnizoen en gelden voor den geheelen duur der ver pleging door de intendance. De verstrekkingen geschieden gelijk- ntijdig met die van de compagnieën", door de officieren de hand gehouden, dan zou de klachtop manoeuvre is de Intendant „toko houder" niet zoo dikwijls geuit zijn geworden. Dit toch is maar al te waar. De stapels bonnetjes (en wat voor bonnetjes durft men soms afgeven), waarmede de Intendant naar huis gaat, is belang wekkend. Bovendien bezorgen die bonnetjes den Intendant menig avond volop werk met het uitzoeken ervan en het schrijven van nota's om het verschuldigde toe te zenden. Doordat sommige dezer „vodjes, met potlood beschreven papier" na de manoeuvres onlees baar zijn, komt het geld dikwijls niet in zijn geheel binnen; soms is de schrijver van een bon geheel vergeten, dat hij het gevraagde ontvangen heeft, en maakt dan bezwaren tegen de betaling; anderen b. v. zij, die voor eenige heeren tezamen menage gevoerd hebben, kunnen eerst na één of meer maanden afrekenen, omdat zij zel ve het verschuldigde eerst moeten ontvangen. Hier kan door be trokkenen zeer veel verbeterd worden, en men kan den Brigade In tendant veel overbodig werk uit handen nemen. Had de Brigade Intendant zich strikt aan de hiervoren geciteerde bepaling gehouden, dan zou er heel wat op hem gemopperd zijn, want Hoog en Laag hebben die bepaling genegeerd. Op de onmogelijkste tijdstippen van den dag kwamen officiersbedienden met bons, en dan kon de In tendant of één van diens officieren wat fourage of een blikje hutspot uit één der karren van den verplegingstrein opdiepen Mijne heeren, met een beetje goeden wil kan dat alles voorkomen worden, door zich stipt aan de bepalingen te houden en o. m. de provisiën zelf mede te voeren bij vertrek uit het garnizoen, zooals trouwens punt 4 van deze paragraaf aangaf. (Zie IV (8) Regeling B der Alge- meene Order 1912 No. 24). In buitengewone gevallen zal natuurlijk geen enkel Intendant er bezwaren tegen hebben iemand aan het noodige te helpen. Een bepaling voorkomende in 10 illustreert al zeer eigenaardig het denkbeeld van „tokohouder". De menschen, n. 1, zij, die om bepaalde redenen V. I. ontvangen (en dat waren er oorspronkelijk niet weinig), konden op het uur van fourageeren tegen contante betaling rijst, brood, vleesch en gedroogde visch uit de Intendance 883

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 85