Aug. 1916.J Eenige beschouwingen omtrent de verpleging
voorraden ontvangen en moesten daarbij overleggen een aan hen
uitgereikt bewijs, waarop het verstrekte en het daarvoor betaalde
bedrag aangeteekend moesten worden. Ga nu maar eens na, wat
een omslag het geeft, als een man een paar ons rijst komt koopen.
In de praktijk ontvangt de man het gevraagde, maar, waar hij contant
betaalt, wordt dit bedrag niet op zijn kaart aangeteekend, doch
later op de verantwoording geboekt onder: „tegen betaling verstrekte
vivres" zonder meer. Verder weet men, dat zij, die V. I. genieten,
in de warongs, die, waar ook manoeuvres gehouden worden, al
is het maar tijdelijk bijna altijd aanwezig zijn, het noodige kunnen
koopen en, nu ja, komt het dan eens een enkele keer voor, dat
b. v. een man laat op een plaats aankomt en hij niet in de gelegen
heid is geweest zich voedsel gedurende dien dag te verschaffen,
dan kan hij altijd nog wel bij den Intendant terecht. Zoo onmen-
schelijk is men niet, om iemand honger te laten lijden. De bepalingen
sub 6 en 7 van 10 zijn overbodig gebleken. Dergelijke verstrek
kingen, zooals hiervoren bedoeld, moeten uitzonderingen blijven, de
Intendance heeft heusch wel iets anders te doen dan voor ieder
fuselier klaar te staan om hem een broodje of een stukje vleesch
te verkoopen. Men zou dan in plaats van tokohouder „warong
houder" worden.
Doch er is nog een ander bezwaar en wel dit. Tevoren moet
o. aaan de bakkerij opgegeven worden, hoeveel brood er den volgen
den dag noodig is. Nu is het niet onmogelijk, dat de eene dag tO man
brood komen koopen en een volgenden dag b. v. op een groote
plaats zijnde, niemand. Men houdt dan brood over, wat niet meer
te gebruiken is, maar niettemin betaald moet worden. Een anderen
dag er niet op rekenende en dat kan men immers niet vooruit
komt er te kort en dan' is Leiden in last; men moet die menschen
teleurstellen, wat nog onaangenamer is. Ergo men geve V. I. bij
uitzondering en die weinigen vinden hun kostje wel. Is er brood
over en wil men het hebben, welnu dan hebben èn Intendant èn
kooper er voordeel bij.
In 11 wordt o. m. aangegeven hoe de afrekening door den
compagnies-commandant met den Brigade Intendant geschiedt.
Volgens de 2e alinea sub 5 wordt van het totaal aankomende
bedrag (sterkte V. I.) onder volledige omschrijving, afgetrokken,
al hetgeen de compagnie zelve voor voeding (op den dag van
864