[Aug. 1916. bleek, dat dit personeel veel te weinig was. Nog afgezien van het feit, dat de Brigade Intendant wel eens had kunnen uitvallen, en dus de hem toegevoegde Officier der Mil. Adm. als zoodanig had moeten optreden, had men te weinig hulp. De als magazijnmeester fgd. Luitenant moest belast worden met het toezicht op en den ge- regelden gang van zaken bij de veldbakkerij en veldslachterij, die achter bleven. Behalve al het geldelijke, waarmede de toegevoegde Luitenant der Mil. Adm. was belast, moest hij, zoowel als de con ducteur en de Intendant zelve, het distribueeren voor een deel voor zijn rekening nemen, dan wel voor aanvulling het noodige verrichten, enz. Eén moest zorgen voor gras en brandhout, één voor brood en vleesch, één voor de andere artikelen, altijd voor zooverre niet een van drieën ergens anders tegenwoordig moest zijn. Doch waaraan de meeste behoefte bestond, was z.g. magazijnpersoneel. De toegevoegde schrij vers waren öf onbruikbaar öf vielen bij een der eerste marschen uit. Deze menschen zijn trouwens ook ongeschikt om zulke zware marschen te maken, te meer omdat zij absoluut niet geoefend zijn. De Inten dance der IVe Brigade beschikte, naar wij meenen, over 2 onderof ficieren en 6 man als magazijnpersoneel. Had men die bij de Ie Brigade ook gehad, dan had men ieder van deze kunnen belasten met de uitgifte van enkele aitikelen, b.v. de onderofficieren met het gras, brandhout en brood c.q. vleesch, soldaten onder toezicht van den conducteur, toegevoegden officier en een der schrijvers (sergeant) met de uitgifte der onderscheiden artikelen van den ver- plegingstrein. Op deze manier kan en moet het fourageeren vlot gaan; nu kon dat niet, omdat de intendant en de toegevoegde offi cier met den conducteur, persoonlijk alles moesten uitgeven. Zoo als door eenige officieren van den troep werd opgemerkt, hadden genoemde drie personen „voldoende voor koelie." De ingedeelde treinsoldaten waren niet beschikbaar. Deze hadden andere diensten te verrichten en bovendien moet men ook handig personeel heb ben. Ook de Intendant der Ie Brigade had zijn Brigade Comman dant om versterking van personeel gevraagd, doch dit werd hem geweigerd. Waarom? Antwoord: is in strijd met de oorlogsorga nisaties. Waarover de Brigade Intendant echter moet beschikken, zijn eenige flinke onderofficieren met, liefst Europ:, fuseliers (4-6). Dit laatste zal nu wel een vurige wensch blijven, tenzij men met de invoering der militie ook z. g. administratie-troepen invoert. lil ËlJ DE GROOTE MANOEUVRES IN 1915.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 93