Naar aanleiding van „Wëerplicht voor Inlanders en [Aug. 1916. (Nieuw Japan) artikelen, welke een duidelijk licht werpen op de mee- ning van velé Japansche intellectueelen over Japan's politiek na den oorlog. Zij verlangen uitbreiding van leger en vloot om gebiedsver- grooting ten behoeve van Japan's steeds aangroeiende bevolking te dekken; de minister-president, de hierboven reeds genoemde Graaf Okuma, betoogt vrij wel hetzelfde, al drukt hij zich voorzichtiger uit, door de middelen der diplomatie op den voorgrond te stellen. Ook zonder de toelichting van de schrijvers is het duidelijk, dat Japan's toerustingen een nagenoeg uitsluitend agressief karakter dragen, omdat Japan zelf geen aanval op zijn grondgebied te duch ten heeft, en daar China door zijne eigen dichte bevolking geen plaats meer voor immigranten heeft, moet de bovenbedoelde gebieds- vergrooting gezocht worden in zuidelijke richting; het ver af gelegen Californië komt, hoewel veel begeerd, niet in aanmerking, daar de Vereenigde Staten eene te sterke partij voor de japanners zijn. De positie van Japan is door het den 3den Juli j.l. met Rusland gesloten verdrag aanmerkelijk versterkt. Volgens den ambtelijk openbaar gemaakten tekst van dit verdrag belooft Rusland niet te zullen deelnemen aan eenige, tegen Japan gerichte schikking of af spraak van staatkundigen aard; Japan belooft hetzelfde ten opzichte van Rusland. Voorts waarborgen de contracteerende partijen elkan der de handhaving van hunne territoriale rechten en bijzondere be langen in het Verre Oosten. Dit verdrag versterkt Japan's positie met name tegenover Engeland, waarvan het belang medebrengt om Japan's uitbreidingszucht binnen gepaste grenzen te houden. Boven dien verzwakt ook de groote oorlog Engeland in niet geringe mate, zoodat het zeer twijfelachtig is, of het Vereenigd Koninkrijk in de toekomst in staat zijn zal tot eene krachtsontwikkeling, welke velen ten onzent, ook in ons belang, meenen te mogen verwachten. De tijd dringt, zegt Schrijver, en wij zeggen het hem volmondig na. Het is waarlijk niet eens noodig de uitlatingen van Japansche publicisten te bestudeeren om te besluiten tot het bestaan van plan nen tot gebiedsuitbreiding in ons nadeel: hier, op ons eigen terrein, zijn er verschijnselen te over, welke tot dezelfde conclusie leiden. Maar noch het een, noch het ander schijnt voor het Nederlandsche volk en zijne vertegenwoordigers duidelijk genoeg te zijn, evenmin als in 1670, toen Johan de Witt naar aanleiding van dergelijke 895 SAMENSTELLING VAN DE WEERMACHT IN NEDERLANDSCH-INDIE".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 97