Aug. 19161 Naar aanleiding van,, Weerrlicht voor Inlanders en werkeloosheid aan Pieter de Groot o.a. schreef: ,,want den aerdt „der Hollanders is soodanigh gelyck UEd. mede ten beste bekent „is, dat, als haer de noodt ende periculen niet seer claer voor oogen „comen, sy geensins gedisponeert connen worden om naer behoo- „ren te vigeleeren voor haer eigen securiteyt." Toch zijn voor hen, die oogen hebben om te zien, en ooren, om te hooren, de voor teekenen onbedriegelijk „claer". Bij vele voorstellen tot regeling van de verdediging van Indië werd de vraag behandeld, of de onkosten zouden komen ten laste van 's Rijks schatkist of ten laste van de Indische geldmiddelen. De Heer Van den Weyden stelt voor alle onkosten uit de Indische middelen te betalen, o. i. terecht. Het staat als een paal boven water, dat de inheemsche bevolking er het grootste belang bij heeft niet van regeering te verwisselen. De leiders beseffen dat zeer goed, zooals o.a. bleek in Aug. 1914, toen zij op treffende wijze van hun trouw deden blijken. En hun, die nog mochten twijfelen, wordt aangeraden zich goed rekenschap te geven van hetgeen eene nieuwe regeering, welke elke koloniale ervaring mist, aan de inheemsche bevolking brengen zou. Bij stelselmatige voortzetting van onze tegenwoordige koloniale politiek behoeft dan ook geen twijfel aan de trouw der uit de be volking voortgekomen weerplichtigen te bestaan; trouwens, het is in de geheele Indische krijgsgeschiedenis nog nooit voorgekomen, dat onze Inlandsche militairen bij den strijd tegen hunne ras-, dikwijls landgenooten, hun vaandel ontrouw werden. Hoogst sym pathiek is schrijvers opwekking om in plaats van uit te kijken naar bondgenooten buiten 's lands, dezen te zoeken binnen de e gen landspalen, d. w. z. in de bevolking zelve. Bij de bespreking van het aandeel, dat land en zeemacht elk in de verdediging moeten hebben, verwerpt Schr. de voorstellen der staatscommissie van 1912 om eene slagvloot te bouwen. Zijne argumenten, ontleend aan den tegenwoordigen oorlog, zijn waarlijk niet zonder kracht. Hij wijst er op, dat noch de Duitsche, noch de Oostenrijksche slagvloot, welke ieder veel sterker zijn dan de door de staatscommissie voorgestelde zeemacht, iels van belang tegen de (1) Hieronder natuurlijk niet te verstaan eenige onrijpe elementen, die zich verbeelden een gewichtige rol in de Indische politiek te spelen. ö9Q SAMENSTELLING VAN DE WEERMACHT IN NEDERLANDSCH-INDIE".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 98