8888
8686
8686
8888
8886
8686
De Krijgsgeschiedkundige Afdeeling
non het Ilederlandsch-Indische
heger.
Het Koninklijk Besluit van 11 Januari 1916 No. 3, waarbij eene
Krijgsgeschiedkundige Afdeeling in de formatie van den Generalen
Staf bij het Nederlandsch-Indische Leger is opgenomen, heeft deze
Krijgsmacht met eene nuttige instelling verrijkt en een belangrijken
tot dusverre aan die formatie ontbrekenden schakel ingelascht.
Bij ervaring wetende, hoe weinig het bestaan van het Krijgs
geschiedkundig Archief in Nederland buiten militaire kringen be
kend is, terwijl het nog onlangs bij de behandeling der begrooting
van Koloniën voor het dienstjaar 1916 bleek, hoe weinig zelfs ka
merleden het nut van zoodanig instituut erkenden, vermeenende, dat
de studie der krijgsgeschiedenis ook zonder zulk eene instelling
voldoende kon plaats hebben, moge het niet ondienstig worden
geacht in dit orgaan te ontvouwen, wat zulk eene Krijgsgeschied
kundige Afdeeling beteekent, wat ze beoogt, hoe ze werkt en welke
resultaten ze behoort af te werpen. Tevens zal daardoor meer
waardeering gewekt worden van hen, die er hunne beste krachten
aan wijden om voor het tegenwoordige en voor toekomstige ge
slachten vruchten te plukken van de ondervinding en lessen uit
het verledene.
Als toelichting omtrent het ontstaan van het Krijgsgeschiedkun
dig Archief in Nederland teekenen wij het volgende aan:
Het belang van eene grondige beoefening van de krijgsgeschiedenis
werd sinds lang door daartoe bevoegden ingezien en erkend, o.a.
in het Koninkrijk Holland door den toenmaligen Minister van
Oorlog, Generaal Kraijenhoff, bij de organisatie van zijn depar
tement, d.d. 20 Dec. 1807 No. 11. Daartoe behoorde ook de aan
stelling van een „Historiograaf", wiens werkzaamheden voorname
lijk zouden bestaan in het navorschen van bouwstoffen tot samen
stelling van eene volledige krijgsgeschiedenis van het Koninkrijk.
De tot bedoelde werkzaamheden aangewezen oud-Kapitein Geor-
gy trad echter niet in functie.
955