Nederlandsch-Indische Leger.
[Sept. 1916.
De Koninklijke Academie adviseerde daarop, dat aan het Depar
tement van Oorlog eene historische afdeeling zou worden ingericht
als te Parijs bij het „Depot de la Guerre".
De toenmalige Minister van Oorlog, Jhr. de Casembroot, stelde
aanvankelijk Kapitein Lodewijk Mulder te werk, waaraan wij de keu
rige uitgave van het Journaal van Anthonius Duyck (1591 - 1602),
die Prins Maurits als secretaris in het leger had vergezeld, te danken
hebben, waardoor o. a. het meest juiste verhaal omtrent den slag
b>j Nieuwpoortte onzer kennisse is gebracht. Hoeveel kostbaar mate
riaal voor de studie van onze krijgsgeschiedenis in de archieven
opgestapeld ligt, werd dezerzijds uiteengezet bij eene voordracht in
de Vereeniging tot beoefening van de Krijgswetenschap op Vrijdag 30
Nov. 1894, genaamd „De Schatkamers onzer Krijgsgeschiedenis" (1).
In de behoefte door Generaal Knoop aangetoond was reeds
bij verschillende vreemde legers voorzien door oprichting van
geschiedkundige afdeelingen, aanvankelijk alleen in Pruisen en in
Frankrijk, daarna bij schier alle mogendheden: in Pruisen de
„Kriegsgeschichtliche Abteilung" (twee sectiën) en het „Kriegsarchiv"
van den generalen staf; in Frankrijk de „Section Historique"; in
Rusland het Militaire Studiecomité; in Oostenrijk het „Kriegsgeschicht
liche Bureau"; in Engeland de „Intelligence Divisions" van den
generalen staf. In Denemarken wordt het werk verricht bij den
generalen staf, in België door de „Travaux d'histoire" en de„Géo-
graphie militaire" van het ministerie van oorlog.
Aan den wensch, waartoe de Koninklijke Academie van Weten
schappen den stoot heeft gegeven, om de oprichting van eene
geschiedkundige afdeeling bij het oorlogsbestuur voor te bereiden,
werd in 1891 voldaan tijdens het ministerie Bergansius, door schijver
dezes te belasten met een gezet onderzoek der rijksarchieven en
andere geschiedkundige verzamelingen, ten einde de bouwstoffen
voor de krijgsgeschiedenis te registreeren, zoo doende de raad
pleging daarvan mogelijk te maken.
Vervolgens werd bij Koninklijk Besluit van 24 April 1891 No.
13, het „Krijgsgeschiedkundig Archief" in Nederland onder leiding
(1) Zie ook A. R. Kraijenhoff van de Leur, Militair-Historische Schetsen
over de noodzakelijkheid van de kennis der krijgsgeschiedenis, Land- en
Zeemacht in de 18de eeuw. 's-Gravenhage, Gebr. van Cleef.
957
1. M. T. 1916, 62.