IN te'deelen materieel. (Sept. 1916.^ zijn, vooral wanneer door de marine veel met klein materieel moet worden gewerkt, hetgeen, naar verluidt, in de tropen buitengewoon vermoeiend is. Voor den landartillerist is het ondoenlijk, behalve góéd van de techniek en tactiek van den veldoorlog op de hoogte te zijn, ook nog de kustartillerie in alle opzichten te beheerschen; terwijl door marineofficieren zelfs beweerd wordt, dat iemand, die nooit bij de marine gediend heeft, ook nooit een goed kustartille- rist kan worden. In Holland werd, zooals bekend, dit beginsel in dertijd ernstig onder de oogen gezien en sprong het, naar ik meen, om finantiëele redenen af. Waar daar, practisch gesproken, het offi cierscorps van de bereden artillerie nagenoeg gescheiden is van dat der niet-bereden artillerie, geldt het beginsel „kustforten en- bat terijen voor de Marine" zeer zeker voor ons, met ons klein korps artillerie officieren, om van de onderofficieren van de vesting -artillerie en de minderen nog maar niet te spreken. Bovendien de marine vindt te Sabang, Tjilatjap en Priok nog oude kennissen, misschien hebben zij nog wel betere vuurmonden dan de 17 cM. A. om er neer te zetten. Wordt de Vesting-artillerie zware artillerie (van het veldleger), dan verdwijnt het groote verschil in opleiding en oefening tusschen de beide onderdeelen van het wapen. Een overplaatsing van de veld- naar de zware artillerie, nu het schrikbeeld voor menig artil lerist, zal niet meer zoo'n ingrijpende verandering zijn als thans; de wijze van dienen kan veel opgewekter zijn, de voortgezette stndie kan zich meer tot enkele onderdeelen van de krijgskunde voor het verkrijgen van de speciale vakkennis bepalen. Onze tac tische en technische kennis en onze geoefendheid kunnen dan gelijkwaardig worden aan die van de artilleristen van het vijande lijke leger, kortom kapitaal en arbeid zullen veel en veel meer vruchten dragen. Het aanschaffen van modern geschut blijft echter een der hoofdzaken, want niet alleen het werken volgens verouderde systemen, maar ook het gebruiken van verouderde machines is oorzaak, dat men het moet afleggen tegen modern ingerichte concurrenten, hoe kundig de leidende personen ook zijn en hoe be dreven het personeel ook met zijne werktuigen kan omgaan. In het kort komt het geschutvraagstuk hierop neer: „Welk geschut hebben wij, behalve onze veld- en bergartillerie, noodig voor het verdedigen van veld- en verzwaarde veldstellingen en aan welke 973 I. M. T. 1916, 63.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 37