(Sept. 1916 Als officier belast met de bokschutters merkte ik op een goeden dag op, dat een uitgezocht geweer zonder eenige merkbare reden zijn G. T. op geheel onregelmatige wijze veranderde. Deze waar nemingen brachten mij er toe in de literatuur te zoeken en toen bleek mij, dat dit verschijnsel o.a. aan de schietschool van het Oostenrijksch-Hongaarsche leger bekend was. Voorloopig waren er zeer weinig gegevens omtrent de grootte dezer afwijkingen bij verschillende geweren, doch bij de gedane waarnemingen over eenige maanden viel het G.T. nog immer binnen den rechthoek, zooals die toen in het S.V.I. is opgenomen. Ik bezit thans geen S.V.I. meer en weet dus niet of de afmetingen wellicht sedert gewijzigd zijn. Naar aanleiding der waarnemingen heb ik als volgt geredeneerd: bij het inschieten van geweren is men niet zeker van zijn zaak, als men rekening houdt met het G. T. van één enkele serie, immers in een willekeurig geval bestaat er evenveel kans op de uiterste linksche als op de uiterste rechtsche afwijking, terwijl ook kans bestaat op een minimum-afwijking. Het geweer zal echter, over een groot tijdsverloop genomen, de beste gemiddelde resultaten ge ven, wanneer getracht wordt het „middelpunt der verplaatsingen" te brengen op het punt 9.4 c.M. boven mikpunt (snijpunt der diago nalen van den rechthoek). De afwijking van het enkele schot wordt dan in maximum: grootste verplaatsing G. T. -|- spreiding. Wordt een geweer voor de eerste maal ingeschoten (bij indienst- stelling of na vernieuwing van den loop), dan heeft men niet de minste aanwijzing omtrent den oogenblikkelijken stand van het G. T. en ligt het dus voor de hand voorloopig de korrel zoo te plaatsen, dat het G. T. valt op het punt -|- 9.4 c.M. Bij latere serie's zal dan in het algemeen afwijking geconstateerd worden. Valt nu bij eene serie het G. T. in den rechthoek, dan is korrel wijziging nog niet gerechtvaardigd, omdat dezelfde afwijking naar de andere zijde niet uitgesloten is; in het algemeen is tenminste geen aanwijziging verkregen, dat het middelpunt der verplaatsingen" niet samenvalt met het snijpunt der diagonalen van den rechthoek Een dergelijke serie geeft dus feitelijk slechts negatief resultaat. Valt het G. T. buiten den rechthoek, dan geeft zulks eene aan wijzing, dat het „middelpunt der verplaatsingen" niet samenvalt 989 NOG EENS: HET INSCHIETEN VAN GEWEREN. I. M. T. 1916, 64.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1916 | | pagina 53